
Inleiding
Ik kwam recent een filmpje tegen waarin Stephen Porges, geestelijk vader van de polyvagaaltheorie, geïnterviewd wordt door een medewerker van een Italiaanse site voor Neuropsychiatrie.
Ik heb de transcriptie van het interview leesbaar vertaald in het Nederlands. Ik vond het de moeite waard, omdat Porges enkele interessante nieuwe bewoordingen gebruikt, die net weer iets duidelijker uitleggen waarom de polyvagaaltheorie in de huidige tijd van belang is.
Zo maakt Porges het onderscheid tussen geestelijke en lichamelijke ziekten minder belangrijk, omdat zowel lichamelijke als mentale problemen een overlevingsrespons triggeren, een activering van het stress- en veiligheids-/dreigingssysteem die minstens óók aandacht behoeft. Dit naast het feit dat er natuurlijk daadwerkelijk een stoornis of medisch probleem kan bestaan.
Vervolgens onderscheidt hij meerdere soorten co-regulatie en benoemt hij zelfregulatie ook als een vorm van co-regulatie. Zelfregulatie gaat namelijk over de co-regulatie tussen lichaam en brein. Mooi gevonden!
Tenslotte beschrijft Porges helder wat het gevolg is van de prikkelrijke wereld vol zogenaamd sociale media voor ons gevoel van verbondenheid. Mooi om Porges weer even aan het woord te horen en zien.
Hieronder kun je de Nederlandse vertaling lezen die ik maakte.
Het interview vind je helemaal onderaan, zodat je me kunt controleren 😉.
Mocht je nog geen kennis hebben van de polyvagaaltheorie, dan raad ik je aan om eerst mijn basisartikel daarover te lezen. Mocht je door het artikel geïnteresseerd raken en meer willen weten, dan kan ik je mijn tweedaagse training “Polyvagaaltheorie en trauma-responsen” aanraden.
De focus van pathologie naar de adaptieve respons
Wat de polyvagaaltheorie doet, is onze meest basale overlevingscircuits, die zich in de hersenstam bevinden, eer aandoen en respecteren. De meeste verklaringen van psychologische verschijnselen situeren zich in hogere lagen van ons brein. Maar al ons gedrag en onze emoties rusten op de basismechanismen voor overleven.
De polyvagaaltheorie richt zich op het begrijpen van deze overlevingsmechanismen, omdat alle andere gedragingen daarop worden “gestapeld”. In plaats van mentale aandoeningen als een ziektebeeld (= pathologie) te zien, kun je ze ook begrijpen als een uiting van de fysiologie (= in deze context: een stresssysteem en zenuwstelsel) die is getriggerd in een staat van zelfbescherming ten behoeve van onze overleving. Dit kun je een adaptieve respons noemen: een beantwoording (= respons) door je aan te passen (= adaptatie) aan de omstandigheden waarin je verkeert.
De betekenis van deze “veiligheidswetenschap” voor therapie, onderwijs en de maatschappij
Op het eenvoudigste niveau kun je stellen dat wanneer ons lichaam zich veilig voelt, onze homeostatische en fysiologische systemen (= onze stofwisseling en gezondheid) optimaal ondersteund worden. Er is op dat niveau eigenlijk ook geen harde scheidslijn tussen mentale en lichamelijke ziekte; beide triggeren in wezen een fundamenteel overlevingsmechanisme.
We gebruiken woorden als stress of angst, maar die zijn niet per se nodig. Je kunt zeggen: het lichaam is nu in een staat van overleving gebracht; de overlevingsmechanismen zijn actief. Dit betekent dat de toegang naar sociaal contact, naar meer bewustzijn en naar efficiënt cognitief functioneren, die loopt via veiligheidssignalen richting ons lichaam, omdat alles nu eenmaal rust op onze overlevingsfysiologie, dat die toegang belemmerd raakt, minder open is en misschien zelfs helemaal sluit. En als die poort in overlevingsstand staat, zijn we niet zo vriendelijk … en ook niet zo slim.
Het socialemediatijdperk en onze behoefte aan verbinding
Het overleven van de mens als soort is afhankelijk van je veilig voelen bij een ander, van verbinding en vertrouwen. Wat doen we wanneer onze fysiologie in een staat van dreiging verkeert? We worden op onszelf teruggeworpen en zelfbeschermend; we duwen anderen weg en focussen op de eigen overleving. Als ons lichaam in een stand van dreiging en overleven staat, zal verbinding niet gemakkelijk ontstaan. Maar als we ons veilig genoeg voelen bij anderen, kalmeert ons lichaam en worden we meer open en toegankelijk.
De cultuur is verwarrend. Het woord sociaal in sociale media is in zekere zin een oxymoron: het botst met wat ons lichaam nodig heeft. Ons lichaam heeft een soort verbinding nodig waarin we ons veilig genoeg voelen om letterlijk in de armen van een ander te liggen, of zoals Porges zegt, in de armen van een ander passend zoogdier; het kan ook je kat of hond zijn. We hebben een verlangen om ons veilig te voelen; dat hoort vanaf onze geboorte bij wie we zijn1.
Wij zijn geen solistische soort; we hebben co-regulatie nodig, gedeelde ervaringen. Onze cultuur is echter een cultuur van angst geworden. Angst triggert de toestand van mobilisatie en zelfbescherming. We vertalen dat vaak als een drang om materiële dingen te vergaren: spullen, geld. Maar als je naar de zogenoemde elite en andere rijke mensen kijkt, zie je vaak dat ze op de dimensie “je veilig voelen bij anderen” nogal onsuccesvol zijn.
We moeten dus begrijpen wat onze werkelijke reis is. Onze reis is heel polyvagaal georiënteerd; onze biologische opdracht, wie wij zijn, komt neer op verbonden zijn: veilig genoeg zijn om in de armen van een ander te kunnen rusten.
Hoe zit het met de verbinding met jezelf?
Men zegt dat je vroeg moet kunnen zelfreguleren. Dat hoor je in scholen ook: kinderen moeten zelfreguleren. Maar we weten dat belonen en straffen iemand niet werkelijk leert zelfreguleren. We weten wél dat co-regulatie en ervaringen van je veilig voelen bij anderen leiden tot het vermogen tot zelfregulatie.
Hoe zelfreguleert iemand die alleen is? Volgens Porges zijn er twee typen co-regulatie. De ene is co-regulatie met een ander of met de omgeving; met de oceaan, de bomen, de wind, met dieren. Dat is nog steeds co-regulatie.
De andere kun je zien als brein-lichaam-, dus interne co-regulatie.
In de wereld van trauma merken we dat er een scheiding kan ontstaan tussen brein en lichaam: mensen worden verdoofd ten opzichte van hun lichaam; ze verliezen de terugkoppeling om hun interne gevoelens te begrijpen. Ze raken gedissocieerd van lichamelijkheid. Dan zeggen ze: “Ik moet werken; ik ben een workaholic”, of: “Ik ben angstig”, of: “Ik ben verslaafd”. Dat zijn strategieën van een lichaam dat de verbinding tussen brein en de organen kwijt is.
Zelfs als mensen goed co-reguleren en daarvan genieten, kunnen sommigen nog steeds problemen hebben met die brein-lichaam-co-regulatie: ze hebben bijvoorbeeld darmklachten of veel zogenoemde psychosomatische aandoeningen. Daarom heeft Porges twee interventies ontwikkeld: het Safe and Sound Protocol, een akoestische interventie ten behoeve van co-regulatie. De tweede interventie is het Rest and Restore protocol. Dit is gebaseerd op de voorwaarde dat je je veilig genoeg voelt om alleen te zijn (dus in een context zonder noodzaak tot hyperwaakzaamheid) en dan via akoestische stimulatie lichamelijke feedback triggert.
Er zijn dus twee dimensies van co-regulatie
We raken in de war omdat we denken dat verbinding betekent dat, als ik alleen ben en mijn brein en lichaam co-reguleren zodat ik meer belichaamd kan zijn, dat ik dan niet sociaal zou zijn. Maar er is ruimte voor beide in ons leven, en die ruimte moet er ook zijn. Enerzijds de betrokkenheid met anderen die ons kalmeert als we ze vertrouwen; we zijn dan minder waakzaam en defensief. Anderzijds hebben we ook tijd nodig om bij en met onszelf te zijn en jezelf en je stresssysteem te kalmeren.
Wat kun je voor een ander betekenen als je je niet veilig voelt bij en met jezelf?
Een belangrijke vraag, bijvoorbeeld voor therapeuten, en best een lastige vraag. We projecteren altijd onze eigen staat op de ander. Als iemand zich niet veilig voelt in zichzelf, is het behoorlijk uitdagend om een ander zich veilig te laten voelen. Immers, onze neuroceptie (het detectiesysteem voor veiligheid en dreiging) pikt de fysiologische staat (dus de mate waarin de ander zich veilig voelt of de mate waarin beschermende mechanismen geactiveerd zijn) van die persoon op. Als ik me niet veilig genoeg voel in mezelf, zend ik dat uit naar iedereen om me heen. En dat zingt dan rond en komt weer terug bij mij, omdat het bij de ander geen openheid en toegankelijkheid triggert, wat vervolgens weer door mijn zenuwstelsel en neuroceptie opgepikt wordt.
Porges stelt dat het sleutelwoord hier toegankelijkheid is2 en hoe je je eigen beschikbaarheid of toegankelijkheid uitstraalt. Dat triggert bij de ander vertrouwen en maakt hén toegankelijk voor jou.
Fake it till you make it gaat niet op bij co-regulatie met een ander
We leven in een vrij oppervlakkige wereld, en we geven ons lichaam niet genoeg waardering voor haar aangeboren intelligentie. We hebben allemaal onderbuikgevoelens; zie die als neuroceptie: ik detecteer of wat jij zegt oprecht is en of jij toegankelijk bent voor mij. Mijn lichaam pikt dat op. Een goede therapeut pikt het op. Een kind, een baby, een huisdier ook. Je pikt de intentie van de ander op, niet per se de woorden. Dus bij fake it till you make it geldt eigenlijk: om effectief te faken, moet je het ook voelen. Dat is hoe zeer getalenteerde acteurs emotionele staten overbrengen: met zoveel gevoel dat de ontvanger het gelooft.
De polyvagaaltheorie in het dagelijks leven
Afsluitend kunnen we zeggen dat de fysiologische staat waarin je lichaam verkeert, kleuring geeft aan- en invloed heeft op hoe je de wereld waarneemt en er vervolgens op reageert. Als je eenmaal begrijpt dat je fysiologische staat steeds verandert, en je je daarvan bewust kunt worden, dat is eigenlijk interoceptief bewustzijn van lichamelijke gevoelens (intero = van binnen; ceptie = ontvangen, dus: bewustworden van lichaamssensaties), dan ga je anders navigeren.
In traumatermen: zodra je belichaamd raakt, zodra je je lichaam gaat voelen, ga je met meer respect om met het feit dat je lichaam is getriggerd. En je respecteert óók dat, als je getriggerd bent, je die reactiviteit uitzendt naar iedereen om je heen. Je gaat je eigen reactie op de wereld begrijpen én hoe jij als mens impact hebt op anderen.
Viktor Frankl, de beroemde neuroloog en psychiater en overlevende van de concentratiekampen, zei dat de ruimte tussen stimulus en respons de plek is waar de vrije wil huist. Dat ís de polyvagaaltheorie. Je hebt een stimulus, en je hebt niet zomaar een respons: er is een intern mechanisme dat reageert vóór de gedragsrespons.
De polyvagaaltheorie benadrukt: vertraag, creëer die ruimte tussen stimulus en je gedrags- of verbale reactie. Voel in die ruimte wat je lichaam doet; dat informeert je over de omgeving waarin je bent, de consequenties, de kenmerken van de situatie, zodat je een zo gezond of verstandig mogelijke respons kunt geven.
Als je dit artikel lezenswaardig vond en (nog) geen betaald abonnement wilt, mag je me ook trakteren op een cappuccino!
Wat mij betreft ook daarvoor al …
Porges gebruikt het woord accessibility, wat als primaire vertaling in het Nederlands toegankelijkheid heeft. Ik vind echter beschikbaarheid een minstens even goede en eigenlijk een betere term voor hetgeen hier bedoeld wordt. Wat vind jij? Zet het in de comments hieronder!