RelaxMore.net

RelaxMore.net

Share this post

RelaxMore.net
RelaxMore.net
Van gedragsmanagement naar co-regulatie: hoe we kinderen in de klas echt kunnen zien
De Polyvagale Wereld

Van gedragsmanagement naar co-regulatie: hoe we kinderen in de klas echt kunnen zien

Op weg naar een paradigmaverschuiving in het onderwijs

Ronald de Caluwé's avatar
Ronald de Caluwé
Mar 30, 2025
∙ Paid
14

Share this post

RelaxMore.net
RelaxMore.net
Van gedragsmanagement naar co-regulatie: hoe we kinderen in de klas echt kunnen zien
5
Share
© Relax More

Inleiding

Ik zag een gesprek op YouTube tussen Debbie Steinberg-Kuntz, relatie- en gezinstherapeut, met Dr. Mona Delahooke en Dr. Stephen Porges. Dr. Delahooke is klinisch psycholoog en auteur van Beyond Behaviors, waarin ze hersenwetenschap en compassie gebruikt om gedragsuitdagingen bij kinderen beter te begrijpen en te veranderen. Dr. Stephen Porges is hoogleraar psychiatrie en de grondlegger van de polyvagaaltheorie, waar je her en der op RelaxMore.net meer over kunt lezen en bij ondergetekende ook een tweedaagse training in kunt volgen.

De drie bespreken hoe het onderwijssysteem met behulp van inzichten uit de polyvagaaltheorie een omslag kan maken bij het begrijpen van- en omgaan met gedragsproblemen bij kinderen.

Ik vond het zo’n mooi en inzichtgevend gesprek dat ik er een samenvattend artikel van heb gemaakt. Een prachtig voorbeeld van hoe de polyvagaaltheorie in het dagelijks leven toepassing kan gaan vinden. Als je wilt, kun je ook zelf het gesprek bekijken, onderaan het artikel vind je de film.

Onrust in de klas

Leerkrachten hebben het zwaar. Zelfs zonder pandemie of personeelstekort is het onderwijs een veeleisende werkplek, vol verwachtingen, verplichtingen en verantwoordelijkheden. En dan hebben we het nog niet eens over de toename van onrustige gedragsuitdagingen in de klas: kinderen met ADHD, autisme, angsten, leerstoornissen, of kinderen die op een andere manier wel eens uit de pas lopen. Kinderen die snel driftig reageren, weigeren om mee te doen, voortdurend bewegen of zelfs niet meer naar school willen komen.

Vaak wordt dit gedrag gezien als lastig of als ‘probleemgedrag’. Maar wat als we het eens anders bekijken? Wat als dit gedrag geen bewuste keuze is, maar een signaal van wat er intern, in het lichaam van het kind, gaande is?

Gedrag spiegelt de innerlijke staat

Volgens klinisch psycholoog Mona Delahooke is het tijd voor een fundamentele verschuiving in hoe we gedrag interpreteren. Ze stelt dat veel gedrag dat als ‘verkeerd’ of ‘opstandig’ wordt bestempeld, in feite een reflexmatige reactie is op stress en een onbewust gevoel van dreiging. Het is dus niet een slimme strategie om aandacht te krijgen of om de leerkracht te manipuleren, maar een poging van het lichaam om te zich staande te houden1. In plaats van gedrag te beoordelen, zouden we het kunnen zien als een soort code, een venster naar de innerlijke staat van het kind2.

In meer polyvagale termen beschreven: Wat we vaak zien als probleemgedrag, is eigenlijk een vorm van fysiologische bescherming. Het zenuwstelsel schakelt over naar een defensieve toestand: vechten, vluchten of bevriezen. In die toestand is leren niet mogelijk. Co-regulatie – afgestemde, kalme aanwezigheid van een volwassene – is dan het enige wat helpt.

Deze benadering sluit aan bij het werk van Dr. Stephen Porges, de grondlegger van de polyvagaaltheorie. Hij introduceerde het begrip neuroceptie: het onbewuste opererende vermogen van het zenuwstelsel om veiligheid of dreiging te signaleren. Zonder dat een kind het zelf weet of benoemt, scant het lichaam voortdurend de omgeving3.

Continue activatie

Een klaslokaal met harde geluiden, met continue zachte geluiden (denk aan ventilatiesystemen, airco’s of brommende TL-buizen) of waar een gespannen sfeer heerst, kan door het zenuwstelsel van het kind als onveilig worden ervaren. Voor sommige kinderen – bijvoorbeeld met autisme of ADHD – kan dat leiden tot constante waakzaamheid of beweging. Niet omdat ze ‘druk’ zijn, maar omdat hun lichaam simpelweg niet tot rust kan komen.

‘Moeilijk’ gedrag is dus geen opzet. En termen als ‘autistisch gedrag’ doen vaak tekort aan de complexiteit en diversiteit van hoe kinderen reageren op hun omgeving. Een woede-uitbarsting is niet typisch voor een bepaalde diagnose; het is een signaal dat het kind zich niet veilig voelt. Veel kinderen worden dagelijks aangesproken op gedrag dat ze niet bewust kiezen. Een voorbeeld: een kind kreeg keer op keer negatieve feedback omdat het niet stil kon zitten. Maar niemand vroeg zich af waarom het lichaam van het kind steeds in beweging moest blijven. De omgeving, niet het kind, veroorzaakte onrust4.

Wat vertelt het gedrag over de innerlijke toestand?

Wat kinderen nodig hebben, is iets anders dan nóg een beloningssysteem, stickerkaart of time-out-optie. Wat ze nodig hebben, is gezien worden in hun innerlijke toestand. Hun gedrag is geen bewuste keuze, maar een uitdrukking van hoe veilig of onveilig hun lichaam zich voelt. En precies daar schuurt het met hoe veel scholen – en lerarenopleidingen – naar gedrag kijken.

Wat kan een leerkracht hiermee? Zeker in een klas met 25 leerlingen, waarvan er meerdere extra ondersteuning vragen, lijkt minder sturen op gedrag misschien een onmogelijke opgave. Toch begint het met iets relatief eenvoudigs: een andere manier van kijken. Van gedragsmanagement naar co-regulatie. Niet: hoe krijg ik dit kind stil? Maar: wat vertelt dit gedrag mij over hoe het kind zich vanbinnen voelt?

Lastig gedrag wordt begrijpelijker

We zijn gewend gedrag te duiden als functioneel: het kind wil iets (aandacht, controle, vermijden) en gebruikt gedrag als middel. Vanuit die logica volgt gedragsbeïnvloeding: straffen, negeren, belonen. Maar wat als dat gedrag een reflex is, gestuurd door een overbelast zenuwstelsel dat simpelweg probeert zich staande te houden?

Een praktisch voorbeeld: een kind wiebelt onrustig op zijn stoel. In plaats van het te corrigeren, kun je zeggen: “Johnny, zou jij me kunnen helpen die stapel boeken te verplaatsen?” Zo geef je het kind een kans om te bewegen zonder er een oordeel over te geven of het kind door de correctie te straffen, dus zonder het kind het idee te geven dat er mis met hem of haar is. Je erkent volledig de behoefte, je laat het kind weten: ik zie jou. En dat heeft een kalmerend effect. Het is het zich gezien voelen dat de co-regulatie voedt. En het geven van een taakje in de vorm van een aantal boeken verplaatsen of aangeven, maakt dat het kind zich ook nog nuttig voelt. Dus beweging gunnen aan een kind is goed, en optimaal is het als dat met behoud van interactie kan.

This post is for paid subscribers

Already a paid subscriber? Sign in
© 2025 Ronald de Caluwé - Relax More
Privacy ∙ Terms ∙ Collection notice
Start writingGet the app
Substack is the home for great culture

Share