Een nieuwe samenvatting van de polyvagaaltheorie
Voortschrijdend inzicht en de introductie van de mengpaneelmetafoor

Inleiding
Het afgelopen jaar heb ik zeven keer mijn tweedaagse training “Polyvagaaltheorie en Trauma-responsen” verzorgd, waarvan zes keer voor een (over)volle groep. Dat heeft mij ook een en ander geleerd, waarover ik in dit artikel iets wil schrijven. Ik begin met de volgorde van de drie pijlers van de polyvagaaltheorie, vervolg met een alternatief voor de autonome ladder en eindig met een vernieuwde samenvatting van de polyvagaaltheorie.
Omdat de eerste delen van het artikel leiden naar de samenvatting, plaats ik die als laatste (logisch). Als je nu nog heel weinig weet van de polyvagaaltheorie, kun je prima beginnen met deze samenvatting en daarna de andere delen lezen. Je kunt natuurlijk ook mijn uitgebreide inleiding op de polyvagaaltheorie lezen.
Drie pijlers
De polyvagaaltheorie is gebouwd op drie pijlers, namelijk:
De evolutionair bepaalde hiërarchie van activering van autonome toestanden. Op z’n kortst samengevat: bij toenemende stress of dreiging gaan we als eerste sociale verbinding zoeken, vervolgens schakelt het mobilisatie’systeem’ in (vechten of vluchten in al z’n uitingsvormen) en als dat niet afdoende is, schakelt het immobilisatie’systeem’ in (verstarring). Ook in niet-dreigende situaties is dit systeem actief. In totaal 24 uur per dag dus.
Neuroceptie, oftewel ons onbewust en 24 uur per dag werkende veiligheidsscan’systeem’.
Co-regulatie. Het proces waarbij individuen elkaars autonome zenuwstelsel en neuroceptie beïnvloeden, idealiter om een gedeelde staat van veiligheid en verbinding te ervaren en te behouden.
Op de een of andere manier is deze volgorde erin geslopen. De hiërarchie wordt meestal als eerste genoemd. Er is volgens mij ook het meest over te vertellen, en het is ook nog eens een superinteressant verhaal. Maar is het ook logisch dat we de onderdelen van de polyvagaaltheorie altijd in deze volgorde noemen en presenteren?
Ik ben tot de conclusie gekomen dat het logischer is om neuroceptie als eerste te noemen en beschrijven. Immers: op basis waarvan wordt door je autonome zenuwstelsel ‘besloten’ in hoeverre je activering aangaat richting mobilisatie of in hoeverre je zou kunnen ontspannen richting immobilisatie? Dat gebeurt op basis van neuroceptie. Ik beschrijf straks hoe dat gaat.
Van ladder naar …
Wie wel eens een boek of een webpagina over de polyvagaaltheorie heeft gelezen, is waarschijnlijk de zogenaamde ‘autonome ladder’ tegengekomen. Hij is er in talloze varianten:
Deze bekende metafoor, waarin het autonome zenuwstelsel als een op- en afgaande hiërarchie van toestanden wordt voorgesteld, werd in 2018 geïntroduceerd door Deb Dana in haar boek “The Polyvagal Theory in Therapy”. Daarmee maakte zij de polyvagaaltheorie van Stephen Porges heel toegankelijk voor therapeuten en cliënten.
Nu is die ladder best een mooie metafoor (hij is niet voor niets zo populair), maar toch vind ik dat hij niet goed genoeg meer is. Hij laat namelijk niet goed zien dat er meer dan drie ‘opties’ zijn. Nu zou je tussen de drie verschillende kleuren overgangsgebieden kunnen maken, maar dan nog mis je twee (2!) toestanden. Er zijn er namelijk zeven.
Zeven toestanden?
De drie autonome structuren die we bezitten – zie hierboven: het sociale systeem, het mobilisatiesysteem en het immobilisatiesysteem – geven inderdaad zeven combinatiemogelijkheden:
Sociale verbinding – het ventraal vagale (VV) systeem is actief;
Mobilisatie – het sympatische (S) systeem heeft de overhand;
Immobilisatie – het dorsaal vagale (DV) systeem heeft de overhand;
Rust, meditatie, intimiteit – een gemengde toestand van VV en DV;
Spelen, sport, dans – een gemengde toestand van VV en S;
Fawning – een gemengde toestand van DV en S;
Appeasement – een gemengde toestand van DV, VV en S.
Nota bene:
a) Dit rijtje heb ik niet zelf bedacht, maar komt letterlijk uit “Our Polyvagal World”, uiteraard niet bestellen bij Amazon, maar bij Libris. Op de website van het internationale Polyvagal Institute staat hierover al enige tijd onduidelijke info, ik schreef daarover een tijd geleden dit artikel.
b) Voor het gemak ga ik nu niet dieper in op de verschillen tussen een veilige en een onveilige neuroceptie, dat komt verderop aan bod.
c) Als dit rijtje lastig te begrijpen is, is het handig om eerst mijn artikelen over de polyvagaaltheorie en de verschillende responsen te lezen.
Als je naar de autonome ladder kijkt, zie je dat het niet mogelijk is om de combinaties VV/DV en VV/S/DV helder te maken.
Van ladder naar … mengpaneel!
Onder andere om deze reden gebruik ik zelf steeds vaker de metafoor van het mengpaneel:
Wat in dit beeld helder wordt, is dat de drie structuren “traploos” geregeld kunnen worden, waarbij ieder van de zeven combinaties eenvoudig gemaakt kan worden. Daarnaast heb ik nu ook duidelijker verbeeld dat de drie structuren nooit op NUL kunnen. Dat is niet verenigbaar met het leven.
Nooit op 0
Zelfs in de diepste verstarring (DV op 10, S erg laag, VV op 0,5) is er dus altijd iets van ventraal vagale activiteit. Dus in een toestand van extreme dorsaal vagale dominantie – zoals bij schokkende gebeurtenissen, collaps (= flauwvallen), dissociatie of extreme hypotensie (= lage bloeddruk) – is de ventrale vagale activiteit functioneel grotendeels uitgeschakeld. Dat zien we omdat er geen sociaal gedrag, stemgebruik, oogcontact of mimiek te zien of te horen is en dat we een verminderde hartfrequentievariabiliteit (HRV) kunnen meten. Toch staat de VV dan nog steeds niet helemaal uit, want – ik citeer Stephen Porges – “even in states of collapse or shutdown, the ventral vagal complex may remain tonically active at a minimal level to support basic physiological functions such as heart rate control.”1 Oftewel “zelfs in een toestand van collaps of ernstige bevriezing of verstarring blijft het ventraal vagale complex actief op een minimaal niveau om de basale fysiologische functies zoals onze hartslag te sturen.”
Berntson, Cacioppo & Quigley beschreven dat autonome systemen niet in een simpel “aan/uit”-spel functioneren, maar met graduele en gelijktijdige activatie van sympathische en parasympathische routes2. Grossman en Taylor stellen dat vagale activiteit sterk kan afnemen, maar in een gezond lichaam nooit volledig verdwijnt, buiten bijzondere pathologische (= ziekelijke of verstoorde) toestanden.3
Ook ons sympatische systeem is nooit helemaal “uit”. Enkele functies die altijd enige sympatische activiteit behoeven:
Bloeddruk en vasculaire tonus (= spanning van de bloedvatwanden). Zonder sympathische tonus (= activiteit) zou de bloeddruk instorten en zou je letterlijk flauwvallen of overlijden door vasculaire collaps.
Thermoregulatie. Sympathische vezels innerveren (= aansturen) zweetklieren en bloedvaten in de huid. Ze helpen bij het reguleren van de lichaamstemperatuur.
Basale metabole (= stofwisseling) processen. Ook stofwisselingsactiviteit, zoals glucose-afgifte uit de lever, kent een sympathisch aandeel dat onderdeel is van de basale homeostase.
Oogreflexen en pupiltonus. De pupilgrootte wordt mede bepaald door sympathische activiteit. Volledige sympathische uitval zou o.a. leiden tot extreme miose (= kleine pupillen) en andere neurologische symptomen.
Tot slot kunnen we stellen dat de dorsale vagus nooit op nul staat. Bij verstarring (“freeze” of shutdown) neemt de activiteit van de dorsale vagus toe, maar op een specifieke manier: niet om te reguleren, maar om immobilisatie en energiebesparing te faciliteren.
De dorsale vagus is altijd actief als orgaanregulator en reguleert levensnoodzakelijke processen in organen, zoals de peristaltiek van de maag en darmen en de secretie (= afscheiding) van de verschillende spijsverteringsenzymen en hormonen van maag, darmen, lever en pancreas, heeft invloed op de nieren en blaas en is van belang voor de miltfunctie, de afvoer van gifstoffen en verschillende ontstekingsreacties. In tijden van extreme stress gaan veel van deze functies op een lager pitje, maar nooit helemaal op nul.
Hiërarchie met nuance
Een ander voordeel van het mengpaneel is dat visueel wordt dat er aan de ene kant wel hiërarchie is, maar ook gelijkwaardigheid. De hiërarchie geldt alleen maar voor de volgorde waarin de verschillende autonome structuren worden op- of afgeschaald, al naar gelang de mate van dreiging of veiligheid van een situatie.
Maar buiten dit is er geen hiërarchie in de zin van dat het ene systeem meer van waarde is dan het andere. Ze zijn inhoudelijk gelijkwaardig en alle drie letterlijk van levensbelang voor ons voortbestaan.
Heel veel mogelijkheden
Tja, daar moet ik natuurlijk wel eerlijk zijn: er zijn zeven combinatiemogelijkheden van de drie autonome structuren mogelijk. Dat klopt als een bus. De traploos instelbare “volumeschuiven” van het mengpaneel geven uiteindelijk ongelofelijk veel gedragsopties, die ook nog eens per instelling per mens kunnen en zullen variëren. Eigenlijk wel heel natuurgetrouw dus en een aanvullende manier waarop het mengpaneel een mooie nuance geeft.
Neuroceptie
Op de autonome ladder zien we meestal een poppetje op de een of andere trede staan, maar wie of wat bepaalt nu op welke trede het poppetje gaat staan? Dezelfde vraag met betrekking tot het mengpaneel is: wie of wat bedient nu eigenlijk de schuiven? Nu is dat met een mengpaneel vrij eenvoudig te beantwoorden: een hand! En die hand noemen we neuroceptie.
Dat ziet er zo uit:
Zoals ik hierboven al beschreef – en hier veel uitgebreider – is onze neuroceptie het scansysteem dat continu scant en beoordeelt of we veilig zijn of niet en aan de hand van dit oordeel onze autonome structuren instelt, oftewel het “volume” van de drie mengpaneelknoppen aanpast. Dit aanpassen gebeurt van seconde tot seconde en de neuroceptie heeft hiervoor drie informatiestromen tot de beschikking: signalen uit het lichaam (interoceptie), signalen die via de zintuigen binnenkomen (exteroceptie) en signalen uit het relationele gebied (waartoe we ook co-regulatie mogen scharen).
Dan hebben we nu voldoende ingrediënten om de polyvagaaltheorie op een nieuwe manier samen te vatten.
De polyvagaaltheorie helpt ons te begrijpen waarom we ons zo gedragen als we doen – de theorie in een notendop
Ons brein en zenuwstelsel hebben tot taak ons lichaam te reguleren en onze overleving zo goed mogelijk zeker te stellen. Hiervoor verrichten zij talloze taken en functies. Twee functies zijn extra van belang voor de polyvagaaltheorie. Ten eerste moeten we veilig zijn om te kunnen overleven en ten tweede moet dat op een zo energiezuinig mogelijke manier.
Laten we eerst kijken naar veiligheid. Om zo goed mogelijk te kunnen bepalen of we veilig zijn of niet, scant ons brein continu drie informatiestromen: welke informatie geeft het lichaam, welke informatie komt er van buiten en wat gebeurt er op relationeel gebied? De binnenkomende informatie wordt beoordeeld op context en vergeleken met eerdere ervaringen. Hieruit volgt een oordeel: veilig of niet veilig.
Aan de hand hiervan wordt ons autonome zenuwstelsel bijgeregeld. Bij lichte stress gaan we onze sociale vermogens inschakelen om iemand gerust te stellen of te vriend te houden. Meer stress kan vragen dat we mobiliseren: misschien moeten we boos worden om een grens te stellen (vechten) of zeggen we liever niets om een confrontatie te vermijden (vluchten). Natuurlijk kunnen we ook – door de omstandigheden gedwongen – fysiek vechten of vluchten. Ernstige levensbedreigende stress kan ervoor zorgen dat we geen uitweg meer zien, ons machteloos (en meestal ook helemaal alleen) voelen, waarop onze neuroceptie geen andere optie heeft dan het autonome zenuwstelsel de opdracht te geven af te sluiten, hetgeen een verstarrings- of bevriezingsreactie geeft.
Dit zijn de drie basis-strategieën, maar de verschillende autonome structuren kunnen ook in combinatie met elkaar op- of afgeschaald worden, zodat er zeven mogelijkheden zijn, die er per mens en per situatie in gedrag steeds anders uit kunnen zien. Dit is onder andere afhankelijk van eerdere ervaringen (wat heeft gewerkt en wat niet, maar ook wat je geleerd hebt om om te gaan verschillende situaties) en de context van de huidige situatie.
Dit scan- en aanstuurproces noemen we neuroceptie. Het is een onbewust verlopend proces. Het eerste waar we ons van bewust worden is vaak dat onze autonome toestand veranderd is. Je hartslag is bijvoorbeeld sneller geworden of je spieren spannen aan. Dat je neuroceptie een blik van je gesprekpartner, op basis van eerdere ervaringen met een soortgelijke blik, labelde als “de ander is boos op je” en vervolgens alarm sloeg en je zenuwstelsel een tikje verder richting mobilisatie opschaalde, heeft zich buiten je bewustzijn voltrokken.
Zo zijn de drijfveren van een groot deel van ons gedrag onbewust, maar van belang is te begrijpen dat het doel is om te overleven, om veilig te zijn of weer te worden. Iemand die in verstarring of bevriezing (“freeze”) gaat, kiest hier niet voor. Als we ons veilig voelen, kan ons zenuwstelsel optimaal en flexibel reageren, onze stofwisseling zo goed mogelijk regelen en onze gezondheid ondersteunen.
Daarnaast zijn mensen (waarschijnlijk) uniek in die zin dat wij niet alleen signalen van onveiligheid kunnen registreren, maar ook signalen van veiligheid (de meeste dieren registreren hooguit afwezigheid van gevaar, niet de aanwezigheid van veiligheid). Bij het ervaren van veiligheid speelt verbinding een grote rol. Een veilige verbinding kan ervoor zorgen dat we een fysiek onveilige situatie toch aankunnen. Denk bijvoorbeeld aan de rol van gemeenschapszin bij mensen die in oorlogsgebied wonen, dat zo helpend kan zijn dat mensen de oorlog doorkomen zonder posttraumatische klachten te ontwikkelen.
Mensen kunnen elkaar dus ondersteunen doordat onze zenuwstelsels signalen van sociale verbinding kunnen opvangen en uitzenden, waardoor we elkaar co-reguleren.
Ons autonome zenuwstelsel staat 24 uur per dag aan en wordt 24 uur per dag beïnvloed door onze neuroceptie.4 Het mengpaneel staat altijd aan en de schuiven worden continu bijgeregeld, ongeacht of er dreiging is of niet. Dus ook in een veilige situatie kan de sympaticus opgeschaald worden, denk aan sport, spel of werken. De dorsale vagus krijgt ook in veilige situaties vaak de overhand wanneer we mediteren of na het eten gezellig uitbuiken op de bank. In beide gevallen meestal tegelijk met een voluit functionerende ventrale vagus.
De polyvagaaltheorie verklaart veel van ons gedrag en legt ook nog eens een belangrijke link tussen het concept veiligheid en gezondheid, en/of gezondheidsproblemen, die kunnen ontstaan door een (vaak chronisch) ontregeld autonoom zenuwstelsel.
De tweede functie van ons brein en zenuwstelsel die van belang is voor de polyvagaaltheorie is energiemanagement5. Iedere vorm van stress en activering op basis van een neuroceptie van onveiligheid, kost meer energie dan een veilige rusttoestand. Het is beslist niet energiezuinig om de hele dag rond te lopen met een sluipende pas en gebalde vuisten, klaar om iedere dreiging direct onschadelijk te maken, zoiets als “kill first, talk later”. (Overigens denk ik ook niet dat je je daar veiliger door zou voelen …)
Daarom is het van belang dreiging zo vroeg mogelijk te detecteren en te kunnen “managen” vóórdat het mobilisatiesysteem opgeschaald wordt. Brandpreventie is immers goedkoper dan blussen en herstellen. Co-regulatie helpt ons hierbij.
Omdat we zo energiezuiniger met onze energie hebben leren omgaan, is er meer energie overgebleven voor onze gezondheid en hebben we ook nog eens omstandigheden gecreëerd waarin we creativiteit hebben kunnen ontwikkelen en uitvindingen hebben kunnen doen.
Met dank aan de cursisten
Dit is het polyvagale verhaal dat de afgelopen tweedaagse training min of meer spontaan ontstond toen een van de deelnemers me halverwege de tweede dag vroeg om een samenvatting van de voorgaande anderhalve dag. Als een optelsom van hetgeen ik leerde van de keren dat ik mijn tweedaagse training gaf, met dank aan de interactie met de cursisten, die me in staat stelden steeds betere woorden te vinden om de polyvagale boodschap over te brengen.
In de tweedaagse training ga ik natuurlijk flink de diepte in met de theorie, met verschillende voorbeelden en illustraties hoe je een en ander kunt zien en ervaren in het dagelijks leven en in de therapeutische praktijk.
Een betere vraag
Het aangepaste verhaal illustreert voor mij ook heel goed de verandering in gedachtegang die grondlegger Stephen Porges de afgelopen jaren heeft laten zien en horen. De vraag “hoe reguleer of beïnvloed ik mijn autonome toestand of de autonome toestand van mijn cliënt” heeft een iets minder prominente plek en wordt vaker op een andere manier gesteld, namelijk “hoe kan ik bij mezelf of bij mijn cliënt een veilige neuroceptie oproepen?”
Of, iets breder geformuleerd:
“Als mensen die zich veilig voelen, gezonder en gelukkiger zijn, wat kunnen we dan doen om mensen zich veiliger te laten voelen?”
Hier mag wat mij betreft de polyvagaaltheorie de komende jaren zijn toepassing gaan vinden in de maatschappij, waardoor het een “polyvagale praktijk” mag worden. Recent schreef ik al een aanzet hiertoe, in mijn artikel met de titel “Waarom de polyvagaaltheorie juist nu belangrijk is”.
Meer op stapel
Ondertussen is er genoeg inspiratie en met het groeiend aantal artikelen op RelaxMore.net ook al basismateriaal voor een boek. Misschien dat ik daar toch maar eens werk van moet maken …
Ook leuk om te vermelden is dat ik samen met Cees van Elst bezig ben met een artikel voor het Tijdschrift voor Begeleidingskunde dat de werktitel heeft “Polyvagaal geïnformeerd werken in de praktijk van begeleidingskunde - Coaching als brug tussen niets en therapie”.
Conclusie
Het polyvagale verhaal is beter te volgen als we neuroceptie aan het begin zetten en veel belangrijker maken – want dat is het ook – en de hiërarchie een iets minder vooraanstaande plek geven. De metaforen van het mengpaneel en de hand die het bedient zijn daarbij erg helpend en geven vaak meer verheldering dan de ladder.
Hopelijk helpt dit artikel je de polyvagaaltheorie (nog) beter te begrijpen en je bent welkom met vragen in de comments!
Als je dit artikel interessant vond en geen betaald abonnement wilt, mag je me ook trakteren op een cappuccino!
Bron: Porges, S. W. (2009). The Polyvagal Theory: New insights into adaptive reactions of the autonomic nervous system. Cleveland Clinic Journal of Medicine, 76(Suppl 2), S86–S90.
Bron: Berntson, G. G., Cacioppo, J. T., & Quigley, K. S. (1993). Autonomic determinism: the modes of autonomic control, the doctrine of autonomic space, and the laws of autonomic constraint. Psychological Review, 100(6), 984–1014.
Bron: Grossman, P., & Taylor, E. W. (2007). Toward understanding respiratory sinus arrhythmia: relations to cardiac vagal tone, evolution and biobehavioral functions. Biological Psychology, 74(2), 263–285.
Overigens zijn zowel Grossman als Taylor belangrijke criticasters van de polyvagaaltheorie. Hierover in een ander artikel meer.
Daarnaast hebben hormonen (waaronder cortisol, adrenaline, oxytocine), onze gedachten en cognities (top-down regulatie of disregulatie), de ademhaling, voeding, ontstekingen of andere gezondheidsproblemen, beweging en lichaamshouding, sociale interacties (co-regulatie) en slaap en bioritme invloed op het autonome zenuwstelsel. De gevolgen hiervan beïnvloeden op hun beurt ook de neuroceptie vanwege de interoceptieve informatiestroom die al deze factoren veroorzaken.
Het werk van Lisa Feldman Barrett is een echte must-read als je geïnteresseerd bent in de functies van ons brein en hoe emoties ontstaan.
De mengpaneelmetafoor spreekt me zeer aan. Ik heb me nooit op mijn gemak gevoeld met de ladder als beeld omdat je daarmee letterlijk van de grond weggaat. Een ladder kan omvallen en wat doe je als je boven bent .... ? Het mengpaneel geeft zoveel bewegingsmogelijkheden. Super!!
Ik gebruik trouwens de volgende zes overlevingsreacties in mijn workshops omdat ze zo lekker allitereren. (niet zelf bedacht trouwens)
• Fight = vechten, verdedigen
• Flight = op de vlucht slaan
• Freeze = bevriezen
• Follow = volgen, onderwerpen, gehoorzamen
• Fawn = pleasen, vleien, conflictvermijding
• Flop = ineenstorten, immobilisatie, flauwvallen
Helder weer. Straks voor professioneel begeleiders ook een helder artikel over Polyvagaal geïnformeerd werkenden het Tijdschrift voor Begeleidingskunde. Fijn samen te schrijven Ronald.