Stress is besmettelijk - een polyvagaal perspectief
Hoe jouw brein wordt aangetast door andermans stress

Verandert stress je brein? Onderzoekers van de Universiteit van Calgary ontdekten dat stress meer dan alleen besmettelijk is: het verandert het brein op cellulair niveau. En vanuit polyvagaal perspectief begrijpen we nu ook waarom dit gebeurt en wat dit betekent voor onze sociale verbindingen.
Onderzoek bij muizen
In een belangrijk onderzoek dat in 2018 gepubliceerd werd in Nature Neuroscience, hebben Jaideep Bains, PhD, en zijn team op de Cumming School of Medicine’s Hotchkiss Brain Institute (HBI), een afdeling van de University of Calgary, ontdekt dat stress die we oppikken van anderen ons brein op precies dezelfde manier kan veranderen als échte stress doet. De studie liet dit overtuigend zien bij muizen, en inmiddels (2025) is er veel vervolgonderzoek gedaan dat deze bevindingen verder heeft uitgebreid.
“Veranderingen in het brein die gevolg zijn van stress versterken veel geestelijke aandoeningen zoals PTSS, angststoornissen en depressie”, aldus Bains, professor in het departement Fysiologie en Farmacologie en lid van de HBI. “Recente studies tonen aan dat stress en emoties ‘besmettelijk’ kunnen zijn. Of dit ook echt blijvende gevolgen voor het brein heeft, was toen nog niet bekend.”
Een keer stress, twee keer effect
Het team van Bains bestudeerde de effecten van stress in paren muizen. Ze haalden één van de muizen weg bij de partner en stelden hem of haar bloot aan matige stress, waarna de muis weer terug mocht bij de wederhelft. Hierna onderzocht men de respons in een aantal heel specifieke hersencellen (de zgn. CRH-neuronen, voluit: corticotropine-releasing hormone-neuronen) die een sleutelrol spelen bij de respons van het brein op stress. Deze neuronen bevinden zich in de paraventricular nucleus van de hypothalamus (PVN; een kern [=nucleus] van de hypothalamus [= een breindeel van onze oudste hersenen, dat een belangrijke rol speelt in allerlei autonome regelprocessen] die zich naast [=para] een van de hersenventrikels [= met vocht gevulde ruimtes] bevindt) en coördineren zowel de gedragsmatige als endocriene [= hormonale] responsen op stress.
Men ontdekte dat de hersens van beide muizen, dus ook de niet aan stress blootgestelde helft van het paar, op dezelfde manier veranderden als gevolg van de stress. Hoofdonderzoeker Toni-Lee Sterley: “Het is zeer opmerkelijk dat de CRH-neuronen van de partners die niet aan de stress blootgesteld waren, veranderingen ondergingen die identiek waren aan die we in de gestresste muizen gevonden hebben.”
Wat hier specifiek gebeurde, was een vorm van wat we synaptische metaplasticiteit noemen; je zou kunnen zeggen de plasticiteit van plasticiteit. Normaal gesproken worden synapsen (de verbindingen tussen neuronen) sterker of zwakker door gebruik; dat is ‘gewone’ synaptische plasticiteit. Maar bij metaplasticiteit verandert de gevoeligheid van de synaps zelf: deze wordt meer of minder ontvankelijk voor toekomstige veranderingen.
De onderzoekers ontdekten dus dat bepaalde synapsen op de CRH-neuronen werden ‘geprimed’, waardoor ze verhoogd gevoelig werden voor toekomstige stressoren. Dit priming-mechanisme bleek zowel na échte stress als na overgedragen stress op te treden.
Een ‘alarm-feromoon’
Om precies te begrijpen hoe deze stressoverdracht werkt, deed het team twee slimme experimenten met optogenetica – een techniek waarmee je met licht specifieke neuronen kunt aan- of uitschakelen:
Experiment 1 - Uitschakelen van CRH-neuronen:
Toen men een muis blootstelde aan stress maar tegelijkertijd de CRH-neuronen met licht uitschakelde, gebeurde er iets opmerkelijks: de partner werd nadien niet gestrest. Ondanks dat de eerste muis wél stress had meegemaakt, vond er geen overdracht plaats. De CRH-neuronen blijken dus noodzakelijk voor het doorgeven van stress.
Experiment 2 - Kunstmatig activeren van CRH-neuronen:
Nog opvallender was het omgekeerde experiment. Men nam een muis die helemaal geen stress had ondervonden, maar activeerde kunstmatig met licht alleen de CRH-neuronen. Het resultaat: de partner reageerde alsof de eerste muis gestrest was! Zelfs zonder dat er daadwerkelijk iets stressvols was gebeurd, werd de stress overgedragen.
Deze experimenten toonden aan dat de CRH-neuronen een soort ‘alarm-feromoon’ afscheiden – een chemisch waarschuwingssignaal. De keten werkt als volgt: stress activeert de CRH-neuronen → die stimuleren het afscheiden van het feromoon (waarschijnlijk via de anale klieren) → de partner detecteert dit signaal → waardoor ook bij de partner de CRH-neuronen geactiveerd worden → en de partner zich ook gestrest voelt.
De activatie van CRH-neuronen in beide muizen – zowel de zender als de ontvanger – bleek essentieel voor deze overdracht. Zo kon een stresssignaal zelfs sequentieel naar meerdere leden van een groep verspreid worden: van de oorspronkelijk gestresste muis naar de partner, en van daar zelfs naar een derde muis die de oorspronkelijke stressor nooit had ervaren. Een soort kettingreactie van stress1.
Sociale buffering: een geslachtsspecifiek fenomeen
Naast stresstransmissie ontdekte het team ook een buffereffect, maar dit bleek zeer selectief en geslachtsspecifiek te zijn. Bij vrouwelijke muizen die stress hadden ondervonden, werd de metaplasticiteit van de CRH-neuronen bijna gehalveerd wanneer ze daarna tijd doorbrachten met een niet-gestresste partner. Het is alsof de aanwezigheid van een ontspannen partner de stress-effecten ‘verdunt’ en sneller doet afnemen.
Bij mannelijke muizen trad dit buffereffect echter niet op. Voor hen gold alleen de stress-transmissie, zonder het beschermende effect van sociale interactie. Dit geslachtsverschil sluit aan bij het ‘tend-and-befriend’ patroon dat we bij veel zoogdieren zien: vrouwtjes zoeken vaker sociale steun bij stress, wat evolutionair voordelig kan zijn voor de bescherming van nakomelingen.
Dit betekent dat sociale netwerken een dubbel effect kunnen hebben: ze kunnen stress verspreiden (bij beide geslachten), maar ook bescherming bieden – althans, zo lijkt het, vooral bij vrouwtjes. Bij mannetjes functioneert het sociale netwerk in dit onderzoek eerder als transmissiekanaal dan als buffer.
Nieuwere inzichten: CRH-neuronen als integratieve hubs
Sinds het oorspronkelijke onderzoek uit 2018 is er veel vervolgonderzoek gedaan naar de rol van CRH-neuronen in stress en gedrag. Een belangrijke review uit 2022 in Physiological Reviews beschrijft hoe CRH-neuronen niet alleen eindorganen zijn voor de stressrespons, maar veelzijdige ‘integratieve hubs’ die een centrale rol spelen in:
Gedragscontrole: Studies uit 2020 (Daviu et al., Nature Neuroscience) tonen aan dat CRH-neuronen de mate van controle die een organisme heeft over een stressor kunnen ‘encoderen’. Stress met hoge controleerbaarheid verhoogt de anticiperende activiteit van CRH-neuronen, wat leidt tot meer actieve copingstrategieën (zoals vluchten). Stress met lage controleerbaarheid leidt juist tot passieve strategieën (zoals bevriezen).
Fysiologisch geheugen: Onderzoek uit 2023 (Nature Communications) laat zien dat CRH-neuronen een vorm van ‘fysiologisch geheugen’ bezitten. Ze onthouden zowel negatieve als positieve ervaringen op verschillende manieren. Bij negatieve ervaringen worden zwakkere neuronen tijdens herinnering juist sterker geactiveerd, terwijl positieve ervaringen leiden tot verminderde activiteit. Dit geheugen kan langer aanhouden dan de gedragsmatige respons zelf.
Habituatie: Een studie toonde aan dat CRH-neuronen sterk habitueren aan herhaalde presentatie van dezelfde stressor, maar niet aan nieuwe stressoren. Deze habituatie is grotendeels onafhankelijk van corticosteroïd-feedback, wat suggereert dat het een lokaal mechanisme is.
De polyvagale connectie: neuroceptie en sociale betrokkenheid
Vanuit polyvagaal perspectief krijgt dit onderzoek een fascinerende dimensie. De polyvagaaltheorie, ontwikkeld door Stephen Porges, biedt een raamwerk om te begrijpen hoe ons autonoom zenuwstelsel sociale betrokkenheid, emotionele veerkracht en adaptieve fysiologische responsen ondersteunt. Naast de drie hiërarchisch georganiseerde autonome toestanden die de theorie omschrijft, zijn neuroceptie en co-regulatie centrale concepten.
Neuroceptie: het onbewuste veiligheidsdetectiesysteem
Een kernbegrip in de polyvagaaltheorie is neuroceptie: het onbewuste proces waarmee ons zenuwstelsel continu de omgeving scant op signalen van veiligheid, gevaar of levensbedreiging. Neuroceptie bepaalt welke autonome toestand wordt geactiveerd, zonder dat bewuste waarneming nodig is. Het is een ‘bottom-up’ proces dat werkt via temporale cortex-gebieden die biologische beweging decoderen en de intentionaliteit van sociale interacties detecteren2.
Het onderzoek naar stress-transmissie via feromonen past perfect in dit neuroceptieve raamwerk. De alarm-feromonen die door gestreste muizen worden afgegeven, vormen chemische signalen die door de partner worden gedetecteerd via neuroceptie. Deze detectie triggert automatisch de activatie van hun eigen CRH-neuronen, waardoor hun autonome staat verschuift van veiligheid naar verdediging.
Het sociale verbindingssysteem in actie
De polyvagaaltheorie beschrijft het bestaan van een ‘sociaal verbindingssysteem’ – een geïntegreerd netwerk dat de besturing van gezichtsspieren, stemgeluid en hoofdbewegingen functioneel koppelt aan de ventraal vagale regulatie van hart en ademhaling. Deze verbinding maakt het mogelijk dat sociale interacties direct onze fysiologische toestand beïnvloeden.
De stress-transmissie die Bains en collega’s ontdekten, is in wezen een chemische parallel van dit sociale signaleringssysteem. Beide mechanismen – visuele/auditieve signalen én chemische signalen – functioneren als kanalen voor co-regulatie: het onderlinge proces waarbij organismen elkaars autonome staat beïnvloeden.
Co-regulatie en sociale buffering
Een cruciaal inzicht uit de polyvagaaltheorie is dat sociale verbondenheid niet alleen prettig is, maar een fundamentele biologische noodzaak voor zoogdieren. Het vermogen om elkaars autonome staat te beïnvloeden, oftewel co-regulatie, is essentieel voor onze overleving en welzijn.
Het geslachtsverschil in sociale buffering die Bains’ team vond (vrouwtjes wel, mannetjes niet) sluit aan bij het ‘tend-and-befriend’ patroon dat Taylor et al. beschreven: vrouwtjes reageren op stress vaker met sociale verbinding zoeken dan met fight-flight, wat evolutionair voordelig is voor de bescherming van nakomelingen3.
Recent onderzoek (2024) naar polyvagale toepassingen in therapie benadrukt dat wanneer neuroceptie chronisch ingesteld staat op gevaar – zelfs in afwezigheid van werkelijke dreiging – het lichaam vastloopt in defensieve autonome toestanden. Dit komt precies overeen met de bevinding dat getransmitteerde stress dezelfde synaptische veranderingen veroorzaakt als échte stress: het brein onderscheidt niet tussen directe dreiging en sociaal waargenomen dreiging.
De polyvagale catch-22 van stress-besmetting
Hier ontstaat een interessant spanningsveld. Het mechanisme dat stress overbrengt via CRH-neuronen en alarm-feromonen, is evolutionair ontstaan als overlevingsstrategie. Het waarschuwt groepsgenoten voor gevaar zonder dat ze de dreiging zelf hoeven te ervaren. Dit bespaart energie en kan levens redden.
Echter, in onze moderne 24/7 gestresste wereld schiet dit mechanisme zijn doel voorbij. Wanneer mensen constant omringd zijn door gestreste individuen – op het werk, in het verkeer, op social media – worden we continu gebombardeerd met stresssignalen. Onze neuroceptie blijft gevaar detecteren, waardoor:
De ventrale vagale rem op het sympathisch systeem wegvalt
We vast komen te zitten in mobilisatie of shutdown
Het sociale verbindingssysteem ‘offline’ gaat
Toegang tot sociale co-regulatie geblokkeerd wordt
Dit creëert een vicieuze cirkel: chronische stress belemmert juist de sociale verbinding die we nodig hebben om van die stress te herstellen.
Het autonome mengpaneel: flexibiliteit als sleutel
Met mijn eigen model van het ‘autonome mengpaneel’, waarin we autonome toestanden niet als discrete staten maar als mix van verschillende activatieniveaus beschouwen (wat zij ook zijn), hoop ik duidelijker te maken dat gezondheid niet gaat om het vermijden van stresssignalen, maar om het behouden van flexibiliteit. De CRH-neuronen die Bains bestudeerde laten precies zien wat er gebeurt bij stress en dat zo verlies van flexibiliteit optreedt: ze raken ‘geprimed’ en blijven verhoogd responsief, zelfs wanneer de actuele dreiging allang voorbij is.
Herstel van flexibiliteit vraagt om:
Bewuste co-regulatie: actief opzoeken van mensen en een omgeving die veiligheidssignalen uitzenden,
Activeren van ventraal vagaal complex: via zachte ogen, ademhaling, beweging, stem, verbinding,
Herstellen van de passende neuroceptie: leren onderscheiden tussen werkelijk gevaar en vals alarm.
En bij mensen?
Hoewel dit onderzoek zich toespitste op muizen, kan volgens Bains hetzelfde plaatsvinden in mensen. “Wij communiceren nu ook al onze stress aan anderen, vaak zonder het zelf in de gaten te hebben. Er is zelfs enig bewijs dat stresssymptomen bij kennissen en vrienden van mensen met PTSS verhoogd zijn. Partners kunnen secundaire traumatische stress ontwikkelen en algemene stress ervaren, terwijl kinderen een verhoogd risico lopen op internaliserende en externaliserende gedragsproblemen (bron). Daartegenover staat dat het kunnen aanvoelen van iemands emotionele toestand een belangrijk onderdeel is van het aangaan en onderhouden van sociale relaties.”
Het onderzoek van Bains’ groep, samen met recenter werk over stress-controleerbaarheid (bron), fysiologisch geheugen (bron) en CRH-neuronen als integratieve hubs (bron), suggereert dat stress en sociale interactie op een veel complexere manier met elkaar verbonden zijn dan we dachten. De gevolgen van deze connectie kunnen lang aanhouden en ons gedrag ook op een veel later tijdstip nog beïnvloeden. Vanuit polyvagaal perspectief begrijpen we dat deze effecten gemedieerd worden door het zelfbekrachtigende effect van neuroceptie en de verminderde toegankelijkheid van ons sociale verbindingssysteem.
Nabeschouwing:
Van overlevingsmechanisme naar modern gezondheidsprobleem
Stel je voor dat dit effect inderdaad bij mensen aangetoond gaat worden, iets wat me niet zou verbazen. Het zou een zekere ironie in zich hebben. Immers: een systeem dat maakt dat we elkaar non-verbaal kunnen waarschuwen voor gevaar en dat evolutionair gezien levensreddend geweest kan zijn, schiet in de continu gestreste wereld van nu eigenlijk z’n doel voorbij en zet ons continu in de alarmstand.
Chronische stress is in rap tempo het grootste gezondheidsprobleem aan het worden. Het zou weleens van groot belang kunnen worden in welke omgeving je je bevindt. Ik zie het bij deelnemers in m’n groepen: voor mensen die in een erg stressvolle omgeving leven of werken, is het soms extra lastig om hetgeen ze in de lessen best goed afgaat, toe te passen in de praktijk van het dagelijks leven.
Vanuit polyvagaal perspectief is dit volledig logisch: hun neuroceptie blijft gevaar signaleren in die omgeving, hun CRH-neuronen blijven geprimed, hun autonome flexibiliteit is verminderd, en co-regulatie met collega’s versterkt eerder de stress dan dat het buffert.
Niet voor niets schreef ik eerder al dat een mindfulnesstraining óók gebruikt kan worden als ‘zoethouder’ voor gestresste werknemers, zodat de omstandigheden op het werk zelf niet aangepakt hoeven te worden. Maar vanuit polyvagaal perspectief weten we: als de omgeving continu gevaar signaleert dat via de neuroceptie geregistreerd wordt, dan zullen individuele regulatietechnieken slechts tijdelijk verlichting bieden. Echte verandering vraagt om het creëren van een veilige context, zodat de ventrale vagus weer actief kan worden en de oudere systemen kan downreguleren en het hele autonome zenuwstelsel weer in balans kan functioneren.
Stress: het nieuwe roken
En er komt een analogie bij me op. Waar we in de jaren vijftig geen idee hadden van de negatieve effecten van het roken, zo hadden we een decennium geleden nog niet goed in de gaten hoe slecht stress wel niet is4. Nu blijkt stress niet alleen ongezond, maar kan er ook nog een vorm van ‘mentaal meeroken’ ontstaan die ook degenen die in de omgeving van een gestrest persoon zijn beïnvloeden.
Ik ga zelf niet graag op visite waar gerookt wordt. Nou ja, tegenwoordig zijn veel mensen bereid om niet te roken als er visite is, dus dat is steeds minder een probleem. Maar of je je stress ook uit kunt zetten om de visite niet te ‘besmetten’ met jouw stress, dat lijkt me een lastiger klus.
Het lijkt me goed dat er een bewustzijn ontstaat van de verschillende manieren waarop stresstransmissie plaatsvindt, net zoals destijds ‘meerookbewustzijn’ ontstond, dat we meer investeren in co-regulatie en sociale veiligheid en dat we misschien zelfs wel ‘rookvrije’ zones kunnen creëren, waar het ventraal vagale complex weer voldoende online kan komen.
We gaan interessante tijden tegemoet, waarin we hopelijk leren dat gezondheid niet alleen een individuele, maar ook een collectieve, sociale en relationele aangelegenheid is.
En positieve emoties dan?
Als stress zo krachtig besmettelijk is via biologische mechanismen, rijst natuurlijk de vraag: geldt dit ook voor positieve emoties? Het antwoord is genuanceerd en illustreert een boeiende asymmetrie in ons onderzoek naar emotionele overdracht.
Ja, positieve emoties zijn ook ‘besmettelijk’. Onderzoek van Nicholas Christakis (Harvard) en James Fowler (UC San Diego) toonde aan dat geluk zich verspreidt door sociale netwerken tot wel drie personen afstand (dus de vriend van je vriend van je vriend; bron). Een gelukkige vriend die binnen anderhalve kilometer van je woont, verhoogt je kans op geluk met ongeveer 9%. Experimenteel onderzoek op Facebook bevestigde dat wanneer mensen meer positieve content zien, ze zelf meer positieve posts produceerden (bron).
Lachen blijkt één van de meest besmettelijke emoties te zijn. We kennen allemaal het fenomeen: iemand begint te lachen, en voor je het weet zit de hele groep te schateren, soms zonder precies te weten waarom. Deze emotionele besmetting werkt grotendeels via spiegelneuronen en het automatisch nabootsen van gezichtsuitdrukkingen, stemgeluid en lichaamstaal.
Een opvallende ongelijkheid
Maar ja: terwijl we voor stresstransmissie bij muizen nu beter de neurobiologische mechanismen kennen (de CRH-neuronen, de alarm-feromonen en de synaptische veranderingen), ontbreekt vergelijkbaar onderzoek voor positieve emoties grotendeels. Bij knaagdieren is transmissie van positieve emoties amper bestudeerd, terwijl angst, depressie en stress uitgebreid onderzocht zijn.
Deze ongelijkheid is mogelijk niet toevallig. Vanuit evolutionair perspectief zijn negatieve emoties cruciaal voor overleven: een gemist gevaarsignaal kan fataal zijn. Een gemiste kans op vreugde is minder risicovol. Ons brein heeft daarom een negativity bias: negatieve informatie trekt meer aandacht, wordt beter onthouden en weegt zwaarder in beslissingen. Dit verklaart misschien ook waarom we de overdracht van stress grondiger bestuderen dan geluksoverdracht.
Dat strookt ook, zoals in dit hele artikel beschreven, met hoe de overdracht van stress gaat. Stress triggert defensieve autonome toestanden die ons voorbereiden op gevaar – een snelle, automatische respons die via subcorticale routes loopt. Positieve emotionele besmetting werkt via het sociale verbindingssysteem en vraagt signalen van veiligheid: je moet je veilig genoeg voelen om open te staan voor de vreugde van een ander. Met andere woorden: negatieve besmetting werkt ook als je niet gestrest bent (het kan je veilige toestand doorbreken), maar voor positieve besmetting heb je een actief en ‘online’ ventraal vagaal complex nodig (je moet al veilig genoeg zijn om open te staan voor andermans vreugde).
Een oproep tot balans
We investeren eigenlijk niet genoeg in het begrijpen van hoe veiligheid, verbondenheid en vreugde zich verspreiden. Als we weten dat één gestresste muis via feromonen andere muizen kan beïnvloeden, dan zouden we eigenlijk even grondig moeten onderzoeken hoe een ontspannen, speelse muis anderen kan beïnvloeden.
In plaats van voornamelijk te focussen op het voorkomen van stress-transmissie, zouden we ook kunnen leren hoe we actief positieve emotionele besmetting kunnen faciliteren. Er is wel bewijs dat positieve emoties overgedragen kunnen worden, maar het meeste onderzoek richt zich op angst/depressie/stress (bron).
Misschien dat het creëren van “eilanden van veiligheid” in gestresste omgevingen niet alleen stress-buffering oplevert, maar ook actieve transmissie van welzijn mogelijk maakt. Een polyvagale cascade in positieve richting.
Als je dit artikel lezenswaardig vond en (nog) geen betaald abonnement wilt, mag je me ook trakteren op een cappuccino!
De onderzoekers hebben het principe van sequentiële transmissie aangetoond (minimaal 3 muizen diep: gestresst → partner 1 → partner 2), maar hebben niet getest waar de limiet ligt. Dat zou natuurlijk wel een interessante vervolgvraag zijn: “verzwakt” het signaal na elke overdracht, of kan het theoretisch heel ver reiken?
Functionele beeldvormingstechnieken tonen aan dat gebieden in de temporale cortex, zoals de gyrus fusiformis en de sulcus temporalis superior, betrokken zijn bij het evalueren van biologische beweging en intentie. Deze gebieden detecteren kenmerken zoals bewegingen, vocalisaties en gezichten, die bijdragen aan de beoordeling of een individu als veilig of betrouwbaar wordt ervaren (bron).
Bron: Biobehavioral responses to stress in females: tend-and-befriend, not fight-or-flight. Ik heb de abstract vertaald:
De menselijke stressrespons is zowel fysiologisch als gedragsmatig gekarakteriseerd als “fight-or-flight” (vechten-of-vluchten). Hoewel fight-or-flight de primaire fysiologische respons op stress voor zowel mannen als vrouwen kan karakteriseren, stellen wij dat het gedrag van vrouwen meer wordt gekenmerkt door een patroon van “tend-and-befriend” (verzorgen-en-verbinden). Verzorgen (’tending’) omvat activiteiten die erop gericht zijn het zelf en het nageslacht te beschermen, veiligheid te bevorderen en nood te verminderen; verbinden (’befriending’) is het creëren en onderhouden van sociale netwerken die bij dit proces kunnen helpen. Het mechanisme dat biologische en gedragsmatige aspecten verbindt en ten grondslag ligt aan het tend-and-befriend patroon lijkt voort te bouwen op het hechting-zorg systeem, en neuro-endocrien bewijs uit dier- en mensenstudies suggereert dat oxytocine, in combinatie met vrouwelijke voortplantingshormonen en endogene opioïde peptide-mechanismen, mogelijk de kern vormt. Dit tot nu toe onontgonnen stressregulatiesysteem heeft implicaties voor de studie van stress.
Uiteraard heb ik het nu over overmatige stress, want stress op zich is niet slecht.




Zelf ervaren de laatste tijd. Als een soort antenne aan een radio de frequentie oppikken van hoe iemand erbij loopt.
‘Eilandjes van veiligheid’ klinkt goed. Ook binnen de herstelondersteuning van de ggz. Lekker samen rustig bewegen 😉
Luisterde gisteren een podcast (Lisette hooft) geloof ik over een man wiens hand in een grasmaaier kwam. En hoe zijn buurjongen met een rustige uitstraling had geholpen. Daar had hij baat bij.
Ja, mooi artikel dat alle puntjes van ervaringen aan elkaar verbind. Dank Ronald.