Inleiding
De polyvagaaltheorie is best “HOT” momenteel. Her en der vliegen de schema’s en ladders met stoplichtkleuren je om de oren. Dat is aan de ene kant best begrijpelijk, maar het brengt een risico van overmatige versimpeling met zich mee, en dat is voor niemand goed.
Waarom niet? Daarover gaat het in dit artikel.
Zoals je ziet, volgt er een (1) op de titel van dit artikel. Ik heb namelijk genoeg stof over misverstanden voor nog een paar artikelen. In dit artikel beschrijf ik er drie. Wordt vervolgd dus.
Als je eerst nog meer wilt weten over de polyvagaaltheorie (wel handig), check dan het basisartikel dat ik erover schreef.
Het aantrekkelijke van de polyvagaaltheorie
Toen Stephen Porges in 1994 voor het eerst publiceerde over de polyvagaaltheorie (PVT), had hij geen idee dat zijn theorie zo omarmd zou worden door therapeuten en dan met name lichaamsgericht werkende therapeuten. De theorie verklaarde met terugwerkende kracht wat zij al jaren zagen gebeuren in hun cliënten.
De theorie is daarnaast ook nog eens makkelijk overzichtelijk te maken, met drie structuren die het autonome zenuwstelsel vormen (ventrale vagus, sympaticus en dorsale vagus) en drie bijbehorende autonome basistoestanden (respectievelijk verbinding, actie en stilvallen). Voeg daar een hiërarchisch rijtje aan toe, een scansysteem en een regelsysteem, en je kunt veel menselijk gedrag en interactie verklaren.
Dit alles is ook nog eens prima uit te leggen aan mensen zonder kennis van de werking van het zenuwstelsel.
Is de polyvagaaltheorie eenvoudig?
Een retorische vraag. Het feit dat iets makkelijk is op te delen en uit te leggen aan anderen, betekent niet per se dat het om een eenvoudige theorie gaat. Ga maar na: Stephen Porges is nu 80 jaar oud en is op zijn 21e begonnen met filosoferen over het autonome zenuwstelsel.
Recent schreef hij een uitgebreid artikel over “hoe het zo gekomen is”, waaruit ik een eerste alinea heb vertaald:
De polyvagaaltheorie (PVT) is voortgekomen uit mijn streven om psychologische processen en de werking van het autonome zenuwstelsel met elkaar te verbinden, waarbij ik gebruikmaakte van inzichten uit de neurofysiologie, neuroanatomie, klinische geneeskunde en de studie van hersen-lichaamverbindingen binnen uiteenlopende disciplines. Het ontwikkelen van deze theorie maakte een fundamentele uitdaging in de hedendaagse wetenschap zichtbaar: disciplinaire ‘eilanden’ beperken vaak de samenwerking en de integratie van kennis, omdat gespecialiseerde methoden en vaktaal de uitwisseling van ideeën kunnen belemmeren. Wanneer onderzoek geïsoleerd blijft, wordt het lastiger om gezamenlijk begrip verder te verdiepen en te verbreden.
Dit artikel onderzoekt de ontwikkeling van de PVT en verwoordt haar kernprincipes in het licht van interdisciplinaire uitwisseling — in het bijzonder in de dialoog met collega’s die niet vertrouwd zijn met de fundamentele literatuur waarop de theorie is gebaseerd. Het overbruggen van zulke verschillen vraagt niet alleen om het delen van kennis, maar ook om openheid voor nieuwe perspectieven, intellectuele flexibiliteit en een nieuwsgierige houding ten opzichte van ideeën die gevestigde aannames ter discussie stellen.
Ik denk dat we hier een belangrijk aspect van het polyvagale gedachtengoed beschreven zien, namelijk het disciplineoverstijgende karakter en de onderzoekende, nieuwsgierige en flexibele mentale houding die nodig is om al die verschillende invalshoeken en kennis met elkaar te verbinden. Er zijn niet veel wetenschappers die dat kunnen en er zijn er nog minder die daar bijna 60 jaar van hun carrière mee bezig zijn.
Zo simpel als het kan lijken als je naar de ladders kijkt en veel LinkedIn-posts leest, is het dus allemaal niet.
Waar het zoal misgaat
Enkele ‘simpele’ voorbeelden
Een systeem staat aan of uit
Je hoort het regelmatig als de polyvagaaltheorie uitgelegd wordt: als de sympaticus aan gaat, gaat de ventrale vagus “offline”, of noem maar een andere combinatie op. Het autonome zenuwstelsel wordt afgeschilderd als een serie van drie schakelaars die aan of uit staan.
Hier schiet het laddermodel tekort. Het wekt deze suggestie in de hand. Je kunt natuurlijk stellen dat ook op de ladder combinaties mogelijk zijn van twee systemen die actief zijn, precies in een overgangsgebied. Maar de mate waarin ze actief zijn blijft onduidelijk en niet alle combinaties van autonome toestanden zijn mogelijk met de ladder.
Vandaar dat ik al een tijdje geleden de ladder een veel bescheidener plaats in mijn training heb gegeven en een autonoom mengpaneel heb ontwikkeld. Dat ziet er zo uit:
Wat ik duidelijk heb willen maken, is ten eerste dat geen van de drie subsystemen uit kan, en ten tweede dat er heel veel combinaties van de drie subsystemen mogelijk zijn.
Fixatie op hiërarchie
Eén van de drie pijlers van de PVT is de zogenaamde autonome hiërarchie. Vollediger is “evolutionair bepaalde autonome hiërarchie”. De andere twee zijn neuroceptie en co-regulatie. De volgorde waarin ik ze in de vorige zin beschreef, is de volgorde die je meestal hoort als mensen de drie pijlers beschrijven. Maar eigenlijk is het niet de goede volgorde.
Co-regulatie en neuroceptie horen samen op één te staan. Dat klopt chronologisch veel beter. Het gevoel van veiligheid (neuroceptie), dat onder andere door co-regulatie tot stand komt, bepaalt welke autonome instelling het mengpaneel krijgt, hoe je je als gevolg daarvan voelt en welk gedrag je gaat vertonen. De autonome toestand volgt dus uit neuroceptie en co-regulatie.
Over co-regulatie valt ook nog wel een en ander te zeggen; dat wordt soms ook te simpel afgeschilderd, namelijk als regulatie met behulp van een ander. Dat is maar de halve waarheid. Zoals ik in dit artikel schreef: zelfregulatie is ook een vorm van co-regulatie.
Even terug naar de fixatie op hiërarchie. Ik heb mezelf ook een tijdlang meer beziggehouden met hiërarchie dan met de andere twee pijlers, dus ik ken het mechanisme. Maar toen ik doorkreeg dat ik als professional meer invloed kreeg op de autonome toestand door aandachtiger te zijn op veiligheid via de neuroceptie en co-regulatie, maakte dat m’n polyvagale begrip een stuk dieper.
Door te fixeren op de hiërarchie maak je de PVT te simpel en maak je het jezelf te moeilijk. Check dit beeld van de hand die het autonome mengpaneel bedient. De hand is de neuroceptie. Zonder neuroceptie/hand verandert er niets!
Ventraal is goed en dorsaal niet
Een derde simplificatie die te ver is doorgeschoten – en zelfs schade zou kunnen berokkenen aan cliënten – is het idee dat het de bedoeling is om zoveel mogelijk de ventrale vagus ‘aan’ te hebben. En dat je moet zien te voorkomen dat je dorsale vagus te actief is. Voor dit idee zijn volgens mij drie oorzaken.
De ladder suggereert dat het bovenin beter is dan onderin. Bovenin bevindt zich meestal het ventrale, groene gebied, met meestal een poppetje dat actief overkomt. Therapeuten die denken dat ze genoeg polyvagale kennis hebben als ze de ladder begrijpen, ontkrachten dit onvoldoende.
Men denkt nog te vaak vanuit het idee dat de polyvagaaltheorie gaat over stress, dreiging en trauma. Maar dat is (letterlijk!) maar het halve verhaal. Het autonome zenuwstelsel is 24 uur per dag actief, dus ook als er geen dreiging is. Een goede activiteit van de dorsale vagus is van groot belang voor onze gezondheid en de homeostase.
Daarnaast is het geactiveerd zijn van de dorsale vagus bij dreiging niet verkeerd, maar adaptief (zie volgende punt).Zo komen we bij de verwarring die het woord hiërarchie kan veroorzaken. In het leger betekent hiërarchie dat de ene militair hoger in rang is dan de andere en daarmee meer te zeggen heeft. In de PVT is dat eigenlijk ook zo: het ventrale systeem “downreguleert” de andere twee (oudere) systemen. Dat is inderdaad hiërarchisch, maar het is geen waardeoordeel! Het ventrale systeem is niet belangrijker dan het sympatische of dorsale systeem! (Een derde reden voor een autonoom mengpaneel.)
Het is dan ook niet goed als cliënten gaan denken dat hun zenuwstelsel verkeerd reageert als ze niet ventraal zijn of als dorsaal wat meer of zelfs heel veel aanstaat. Je zenuwstelsel is niet stuk; het is adaptief en past zich aan aan de omstandigheden, met behulp van de informatie die het krijgt en de interpretatie daarvan op basis van hetgeen het in het verleden heeft meegemaakt.
Nog even over de ladder
De polyvagale ladder is in de jaren 2010 bedacht door Deb Dana, een therapeut en auteur, die hiermee een grote rol speelde in het vertalen van de polyvagaaltheorie naar de praktijk van de therapieruimte. Dat is werkelijk heel belangrijk geweest voor de bekendwording van de PVT. Je kunt Dana noch haar ladder de tekortkoming aanrekenen die voor ieder model geldt, namelijk dat het een vereenvoudigde weergave is van de realiteit. Dat is logisch! Want als de realiteit zo eenvoudig was dat we hem konden begrijpen zonder model, dan hadden we geen model nodig.
Mijn autonome mengpaneel is ook een model en heeft dus ook tekortkomingen. Daarom gebruik ik in mijn tweedaagse training meerdere modellen, die elkaars tekortkomingen enigszins opheffen. Naast de Polyvagale Ladder van Deb Dana (ja, die gebruik ik dus ook) gebruik ik natuurlijk mijn eigen autonome mengpaneel, maar ook Dan Siegels Window of Tolerance (waar ik in dit artikel over schreef) en de activatiecurve.
Dat ik nu op de ladder “mopper” is dus niet helemaal terecht; ik zou eigenlijk moeten mopperen op de mensen die de ladder gelijkschakelen met de polyvagaaltheorie.
Samenvattend
Zo kunnen misverstanden ontstaan die de schijn wekken dat de polyvagaaltheorie een eenvoudig laddermodelletje is waarin we kunnen leren omhoog (graag!) of omlaag (oei, voorzichtig!) te bewegen.
Omdat het dorsale “gebied” als gevaarlijk wordt beschouwd, kan het beeld ontstaan dat normale en beschermende reacties van het zenuwstelsel niet goed of ongewenst zijn en is er een risico op overmatig pathologiseren (we noemen iets ziek wat in feite geen stoornis is). Mensen gaan denken dat hun zenuwstelsel “kapot” is, terwijl het in feite probeert hen te beschermen.
Door te fixeren op hiërarchie krijgen neuroceptie en co-regulatie minder aandacht dan zij verdienen. Het is immers de neuroceptie die de informatie geeft om onze autonome toestand te regelen. De vraag hoe we het veilig genoeg kunnen laten zijn voor onszelf of onze cliënten en waar onze invloed hierop ligt, is een belangrijker vraag, want het antwoord gaat helpen de autonome staat meer te harmoniseren.
Dus de polyvagaaltheorie is niet simpel, zenuwstelsels zijn niet kapot en de hiërarchie is niet hiërarchisch.
Hoe kan ik daar meer over leren of op de hoogte blijven?
Ik geef een tweedaagse training voor professionals waar we er diep in duiken en schrijf regelmatig over de polyvagaaltheorie.
Samen met Cees van Elst verzorg ik een tweedaagse masterclass Polyvagaal geïnformeerd begeleiden in de (coach)praktijk.
Daarnaast is het Polyvagaal Instituut Nederland bezig aan de weg te timmeren om de PVT meer bekendheid te geven, goede info te verstrekken en les- en cursusmateriaal te ontwikkelen. Hun nieuwsbrief is de moeite waard en zij organiseren regelmatig Polyvagale meet-ups.
Als je dit artikel lezenswaardig vond en (nog) geen betaald abonnement wilt, mag je me ook trakteren op een cappuccino!








Yes fantastisch verwoord! En dan nog het verschil tussen een state en een respons, maar dat komt vast in artikel 2!