De polyvagaaltheorie: huidige stand van zaken, klinische toepassingen en toekomstige mogelijkheden (2)
Geschreven door Stephen Porges
Inleiding
Recent verscheen een artikel van Stephen Porges, grondlegger van de polyvagaaltheorie (PVT), over de huidige stand van zaken rond zijn theorie. Ik vond het direct de moeite van het vertalen waard.
Het artikel gaat in op …
de geschiedenis van de PVT,
de wetenschappelijke basis vanuit de neurofysiologie en de evolutieleer,
de rol van de ademfrequentie en de respiratoire sinusaritmie in relatie tot de neurofysiologische basis van de PVT.
Deze drie onderwerpen kwamen in het eerste deel van mijn vertaling aan bod. Dit keer gaan we verder met onder andere:
de popularisering van de PVT en problemen die daaruit voortkwamen,
falsifieerbaarheid en de voorspellende kracht van de PVT,
klinische toepassing in verschillende disciplines.
Voor het laatste deel resten nog 5 inhoudelijke pagina’s (van de 16), waarin de thema’s zijn:
methodologische innovaties en het meten van autonome toestand,
toekomstige ontwikkelingen in de wetenschap van het autonome zenuwstelsel,
polyvagaal geïnformeerde organisaties en instituties.
Geen eenvoudige kost
Omdat ik het artikel integraal vertaal en op dit moment verder niet voorzie van extra uitleg, zal het niet voor iedereen eenvoudig te lezen zijn. Dus als je na een paar alinea’s denkt dat dit boven je pet gaat, dan is dat niet vreemd.
Maar je mag je ook verheugen: van de belangrijkste delen zal ik naderhand een voor leken toegankelijke samenvatting maken.
Info en rechten
Auteur van het oorspronkelijke artikel: Stephen W. Porges
Bron: Clinical Neuropsychiatry (2025) 22(3): 169–184.
DOI: doi.org/10.36131/cnfioritieditore20250301
Licentie: CC BY-NC-SA 4.0 — Dit is een vertaling van het Engelstalige open‑accessartikel, gemaakt door Ronald de Caluwé.
Deze vertaling is niet‑commercieel en valt onder dezelfde licentie1.
De polyvagaaltheorie: huidige stand van zaken, klinische toepassingen en toekomstige mogelijkheden (2)
Stephen W. Porges
Deel 1 - Deel 3 (binnenkort online)
2.7 Popularisering en theoretische zuiverheid
Los van methodologische en translationele debatten is er een andere belangrijke dimensie met betrekking tot de invloed van de polyvagaaltheorie: de ontvangst en toepassing in populaire en professionele contexten. Een genuanceerde kritiek op de polyvagaaltheorie betreft de popularisering in psychotherapie, coaching en welnessbewegingen. Sommigen stellen dat metaforische taal de wetenschappelijke kwaliteit kan verdunnen. Hoewel conceptuele precisie essentieel is, benadrukte ik in Polyvagal Perspectives (2024) dat metaforen de toegankelijkheid kunnen vergroten, mits dit in balans blijft met toewijding aan de wetenschappelijke zorgvuldigheid. Kernconstructen zoals neuroceptie, hiërarchische toestandsregulatie en dissolutie zijn geen metaforen – het zijn empirisch gebaseerde hypothesen die voortkomen uit de evolutionaire neurowetenschap.
Hoewel academische kritiek de kernprincipes vaak verkeerd heeft uitgelegd – met name door wetenschappelijke constructen onterecht als ‘metaforisch’ te bestempelen – hebben veel clinici, zelfs wanneer zij vertaalde begrippen gebruiken (d.w.z. taal aangepast voor de klinische begrijpelijkheid), deze principes accuraat toegepast in de praktijk. Opmerkelijk is dat sommige neurowetenschappelijke critici – zoals Grossman en Taylor – deze principes foutief hebben gekarakteriseerd. Hun kritiek miskent vaak de hiërarchische structuur van het autonome zenuwstelsel of begrijpt de rol van neuroceptie in het reguleren van fysiologische toestandsveranderingen verkeerd. Daarentegen hebben veel clinici deze principes wel omarmd met conceptuele juistheid en therapeutische bruikbaarheid.
Hoewel vereenvoudigd taalgebruik in klinische settings soms noodzakelijk is, is de uitdaging te zorgen dat dergelijke communicatie trouw blijft aan de onderliggende wetenschap. Eenvoudige modellen die zelfbegrip en compassie bevorderen kunnen krachtige hulpmiddelen zijn, mits ze de theoretische coherentie behouden, neurofysiologische specificiteit respecteren en uiteindelijk de klinische effectiviteit vergroten – vooral bij traumaherstel en emotieregulatie. Deze balans bewaakt dat de polyvagaaltheorie toegankelijk blijft én verankerd in empirische wetenschap – een basis die tot voortdurende evaluatie leidt door steeds de hypotheses te toetsen.
2.8 Falsifieerbaarheid en voorspellende kracht
Een andere kritiek stelt dat de polyvagaaltheorie onvoldoende falsifieerbaar is of haar verklarend bereik te ver oprekt. Deze kritiek is misplaatst. In tegenstelling tot de bewering dat de polyvagaaltheorie falsifieerbaarheid ontbeert, heeft de theorie een reeks specifieke, toetsbare voorspellingen gegenereerd, zoals:
De hiërarchische aansturing van autonome toestanden onder dreiging, voortschrijdend van het ventrale vagale complex (sociaal betrokkenheidssysteem) naar sympathische activatie (mobilisatie) en vervolgens naar dorsaal vagale afsluiting (immobilisatie) (bijv. Porges, 2001; Reed et al., 1999).
De invloed van sociale signalen op vagale tonus en hartslag (bijv. Hastings et al., 2008).
De effecten van akoestische interventies (bijv. het Safe and Sound Protocol) op emotieregulatie en functionele neurologische stoornissen (bijv. Heilman et al., 2023; Porges et al., 2013, 2014; Rajabalee et al., 2022).
De bruikbaarheid van autonome toestand als interveniërende variabele – als mediërende factor die omgevingssignalen met gedragsuitkomsten verbindt – in psychofysiologisch (Dale et al., 2022), survey‑ (Kolacz et al., 2020) en medisch onderzoek (Donchin et al., 1992; Kovacic et al., 2020).
Deze voorspellingen zijn getoetst en bevestigd in domeinen variërend van traumastudies en ontwikkelingspsychobiologie tot gedragsneurowetenschap, blijk gevend van zowel de falsifieerbaarheid van de theorie als zijn brede toepasbaarheid. Falsifieerbaarheid blijft een kernprincipe van wetenschap; de polyvagaaltheorie voldoet daaraan. Studies hebben herhaaldelijk de claims bevestigd aangaande autonome flexibiliteit, neuroceptie en sociale betrokkenheid.
Cruciaal is dat deze voorspellende en verklarende kracht zich uitstrekt tot de klinische praktijk. De klinische relevantie wordt verder gevalideerd door interventies zoals het Safe and Sound Protocol (Heilman et al., 2023), dat de ventraal vagale route moduleert en meetbare verbeteringen geeft in regulatie en sociaal gedrag. Deze voorspellende capaciteiten maken de theorie niet alleen wetenschappelijk solide, maar ook een hulpmiddel om, via betrouwbare biomarkers, geïndividualiseerde interventies in te zetten, vooral in trauma‑geïnformeerde en neuro‑ontwikkelingszorg.
Deze integratie bevordert hypothese-gedreven onderzoek en ondersteunt gefundeerde therapeutische beslissingen binnen ontwikkelingsgerichte-, psychiatrische- en somatische domeinen. Door zijn conceptueel kader te verankeren in de neurofysiologie en de evolutionaire biologie, behoudt de polyvagaaltheorie zowel wetenschappelijke integriteit als translationele relevantie. Daarmee dient zij als een robuust model voor onderzoek en als een praktische gids voor klinische zorg.
3. Klinische toepassingen in verschillende disciplines
Voortbouwend op deze neurofysiologische en translationele inzichten, biedt de polyvagaaltheorie een nieuw kader om klinische uitdagingen binnen verschillende disciplines te begrijpen en te adresseren.
3.1 Een polyvagale heroriëntatie voor de klinische praktijk en onderzoek
De polyvagaaltheorie reconceptualiseert psychologische en gedragsmatige symptomen als adaptieve expressies van de autonome toestand, in plaats van als aanwijzing voor een cognitieve of emotionele stoornis (Porges, 2022; Kolacz et al., 2019). Vanuit dit perspectief weerspiegelen veel symptomen de respons van het zenuwstelsel op neurofysiologische signalen van dreiging – die vaak ontstaan onder de drempel van bewuste waarneming. Dit leidt tot een fundamentele klinische vraag: Welke autonome toestand ervaart deze persoon, en hoe kunnen paden naar veiligheid en verbinding worden hersteld?
In plaats van geïsoleerde symptomen te behandelen, geeft polyvagaal geïnformeerde zorg prioriteit aan interventies die aansluiten bij de huidige fysiologische toestand van de cliënt. Door toestandsgebonden gedrag te erkennen, kunnen clinici strategieën kiezen die passen bij iemands fysiologische mogelijkheden voor regulatie, sociale betrokkenheid en leren. Deze benadering op basis van toestand ondersteunt duurzame verandering door gebruik te maken van-, in plaats van in te gaan tegen-, de adaptieve responsen van het lichaam.
De polyvagaaltheorie genereert bovendien toetsbare voorspellingen die autonome regulatie koppelen aan gedragsuitkomsten en interventie‑effectiviteit. Objectieve biomarkers – waaronder RSA, vagale efficiëntie en gewogen coherentie – bieden kwantificeerbare indexmaten van regulatiecapaciteit en klinische verbetering (Hage et al., 2017; Kolacz et al., 2025; Porges, 2024). Deze maten overstijgen de neurowetenschap en de klinische wetenschap en vertalen subjectieve ervaringen in empirisch volgdata.
Binnen traumagerelateerde, neuro-ontwikkelingsgerichte, affectieve en functionele domeinen biedt de polyvagaaltheorie een in de biologie gefundeerd raamwerk om herstel te bevorderen. In de volgende secties wordt de toepassing ervan per klinisch domein onderzocht, waarbij wordt geïllustreerd hoe gemeenschappelijke autonome mechanismen ten grondslag liggen aan uiteenlopende uitingsvormen en richting geven aan geïndividualiseerde trajecten naar regulatie en verbinding.
Centraal in deze processen staat het concept neuroceptie – de impliciete detectie van veiligheid of gevaar door het zenuwstelsel – en het ventraal vagale complex (VVC), een aanpassing van zoogdieren die gezichtsuitdrukking, vocale prosodie en cardiorespiratoire functies coördineert. Wanneer neuroceptie een dreigingsbias vertoont, raakt de toegang tot het VVC beperkt, waardoor het vermogen tot kalmte, verbinding en zelfregulatie wordt ingeperkt. Het begrijpen en ondersteunen van deze neurale systemen vormt de basis van polyvagaal geïnformeerde zorg.
3.2 Trauma en geestelijke gezondheid: autonome routes naar herstel
Trauma induceert persisterende veranderingen in het zenuwstelsel, vaak resulterend in chronische autonome dysregulatie. Mensen die trauma hebben meegemaakt, kunnen fysiologisch verankerd blijven in defensieve toestanden, zelfs zonder actuele dreiging. Deze chronische autonome activatie manifesteert zich als hyperwaakzaamheid, dissociatie, angst, depressie of een reeks van somatische symptomen.
De polyvagaaltheorie herkadert deze presentaties niet als psychopathologie, maar als adaptieve responsen op verstoorde neuroceptie en beperkte toegang tot het VVC. Wanneer neuroceptie richting gevaar is afgestemd, worden de fysiologische routes die nodig zijn voor kalmte, relationele betrokkenheid en zelfregulatie ontoegankelijk. Daardoor gaat het vermogen om flexibel te kunnen schakelen tussen autonome toestanden verloren en kunnen mensen oscilleren tussen sympathische mobilisatie en dorsaal vagale shutdown zonder betrouwbare toegang tot het VVC.
Dit patroon ligt ten grondslag aan klinische aandoeningen zoals posttraumatische‑stressstoornis (PTSS), gegeneraliseerde angststoornis, depressie en borderline persoonlijkheidsstoornis, waarin chronische dysregulatie van het autonome zenuwstelsel herstel en adaptatie belemmert.
Recent onderzoek benadrukt de cruciale rol van vagale tonus – gemeten via RSA en vagale efficiëntie – als indicator van autonome flexibiliteit. Lagere vagale tonus hangt samen met verminderde emotionele veerkracht en verhoogde stressgevoeligheid (Hage et al., 2017), terwijl hogere tonus betere zelfregulatie, sociale betrokkenheid en fysiologisch herstel voorspelt. Verminderde vagale efficiëntie is naar voren gekomen als een sensitieve marker van dysautonomie en functionele stoornissen (Kolacz et al., 2019; Porges, 2024).
Interventies die de autonome toestand beïnvloeden
Polyvagaal-geïnformeerde interventies richten zich op het herstellen van de toegang tot het ventrale vagale complex (VVC) en het ondersteunen van adaptieve verschuivingen in autonome toestand. Deze bottom-up-benaderingen omvatten onder meer:
Akoestische protocollen (zoals het Rest and Restore Protocol van Sonocea en het Safe and Sound Protocol), die gebruikmaken van gemoduleerd geluid om het sociale- betrokkenheidssysteem te activeren en veiligheid te communiceren.
Adem- en ritme-gebaseerde praktijken, zoals ademhalingsoefeningen in een rustig tempo en stemklank-oefeningen, die vagale afferenten stimuleren en parasympathische activiteit bevorderen.
Biofeedback en nervus-vagus-stimulatie (VNS), ontworpen om de interoceptieve bewustwording en autonome regulatie te versterken.
Somatische en relationele therapieën, die via beweging, aanraking en co-regulatie veiligheidssignalen bieden.
Wanneer deze interventies worden afgestemd op de fysiologische toestand van een individu, kunnen zij chronische defensieve patronen doorbreken, het vermogen tot verbinding herstellen en veerkracht en posttraumatische groei bevorderen.
3.3 Chronische aandoeningen en functionele stoornissen
Een groeiend corpus aan bewijs wijst erop dat veel chronische aandoeningen – waaronder prikkelbaredarmsyndroom (PDS), fibromyalgie, chronisch‑vermoeidheidssyndroom en functioneel neurologische stoornissen – beter begrepen kunnen worden als manifestaties van persisterende autonome dysregulatie dan als onverklaarde of psychosomatische aandoening. Hoewel deze aandoeningen invaliderende symptomen geven zonder duidelijke structurele pathologie, impliceren recente studies chronische verstoringen in neuroceptie en vagale regulatie als centrale mechanismen (Kolacz & Porges, 2018; Rajabalee et al., 2022).
Vanuit polyvagaal perspectief zijn dit fysiologische consequenties van een zenuwstelsel dat chronisch geneigd is in een defensieve toestanden te zijn. Verstoorde neuroceptie en verminderde vagale efficiëntie ondermijnen de dynamische regulatie van gastro‑intestinale-, immuun‑, pijn‑ en metabole systemen – niet door weefselschade, maar omdat het autonome zenuwstelsel in een staat van bescherming vergrendeld blijft.
Een kenmerk bij deze populaties is lage vagale efficiëntie – een verstoring in de koppeling tussen RSA en hartslag. Deze inefficiëntie vermindert de impact van parasympathische tonus en ondermijnt het vermogen van het lichaam om te herstellen, energie te sparen en homeostase te behouden, en is gerelateerd aan stoornissen die met dysautonomie samenhangen, zoals hypermobiliteitssyndroom (Kolacz et al., 2021) en cyclisch braken (Kolacz et al., 2022). Daar staat tegenover dat auriculaire vagus‑zenuwstimulatie de vagale efficiëntie verhoogde, terwijl pijnsymptomen afnamen (Kolacz et al., 2025).
Ondanks de diversiteit aan symptomen delen veel chronische aandoeningen gemeenschappelijke autonome patronen. Zoals samengevat in tabel 2 dragen mechanismen – zoals verminderde vagale inhibitie van sympathische tonus en verstoorde modulatie van ontsteking en pijn – bij aan de breedte van klinische presentaties die worden gezien bij functionele stoornissen.
Opvallend is dat deze symptomen niet ingebeeld of overdreven zijn; het gaat veeleer om diep belichaamde reacties van een autonoom zenuwstelsel dat niet in staat is zich los te maken uit een stand van chronische dreiging. Bij functionele maag-darmstoornissen bijvoorbeeld wordt de autonome ontregeling vaak verergerd door comorbiditeiten zoals gewrichtshypermobiliteit, wat een breder systemisch patroon van dysregulatie weerspiegelt (Kolacz et al., 2021).
Wegen naar regulatie
Polyvagaal-geïnformeerde zorg richt zich op het herstellen van autonome flexibiliteit en het versterken van de vagale functie. Therapeuten maken gebruik van een scala aan bottom-up-interventies die de autonome toestand kunnen beïnvloeden – samengevat in tabel 3 – en die de parasympathische tonus verbeteren, de neuroceptie herkalibreren en herstel bevorderen via veiligheidssignalen. Wanneer interventies worden afgestemd op de fysiologische toestand van een individu, kunnen ze chronische verdedigingspatronen doorbreken, de toegang tot het ventraal vagale complex (VVC) herstellen en de regulatie van subdiafragmatische systemen ondersteunen. Op deze manier biedt polyvagaal-geïnformeerde zorg een weg naar symptoomverlichting door het herstel van fysiologische veiligheid, in plaats van door louter symptoomonderdrukking (Porges, 2022).
Deze symptomen zijn niet ingebeeld of overdreven – ze weerspiegelen diep belichaamde, neurofysiologische reacties van een autonoom zenuwstelsel dat niet in staat is vanuit een stand van dreiging terug te schakelen. Bij functionele maag-darmstoornissen bijvoorbeeld wordt de autonome ontregeling vaak versterkt door comorbiditeiten zoals gewrichtshypermobiliteit, wat wijst op een systemisch patroon van dysregulatie (Kolacz et al., 2021). Dergelijke systemische ontregeling bevestigt het polyvagale perspectief dat chronische functionele symptomen vaak een afspiegeling zijn van hiërarchische en geïntegreerde verstoringen binnen het autonome netwerk.
Tabel 2. Mechanismen en klinische kenmerken
3.4 Ontwikkelings‑ en hechtingsachtergronden
De vroege ontwikkeling van autonome regulatie wordt fundamenteel gevormd door relationele co‑regulatie tussen zuigelingen en verzorgers. Vanuit polyvagaal perspectief is hechting niet louter een emotioneel of cognitief construct – het is een neurofysiologisch proces, geworteld in het calibreren van het autonome zenuwstelsel via sociale interactie.
Wanneer verzorgers responsief, voorspelbaar en afgestemd zijn, fungeert hun eigen gereguleerde toestand als anker dat helpt vagale flexibiliteit bij het kind te ontwikkelen. Dit faciliteert het vermogen van het kind om flexibel tussen fysiologische toestanden te schakelen en emotionele veerkracht op te bouwen. Dergelijke co‑regulerende interacties vormen de biologische basis voor latere zelfregulatie, sociale betrokkenheid en cognitieve ontwikkeling.
Omgekeerd kunnen ingrijpende gebeurtenissen vroeg in het leven – waaronder verwaarlozing, trauma of inconsistente zorg – de neuroceptie richting dreiging kalibreren en toegang tot het VVC verminderen. Kinderen die aan deze verstoringen worden blootgesteld, vertonen vaak emotionele labiliteit, gedragsstoornissen, aandachtsproblemen of sociale terugtrekking. Dit zijn geen tekenen van onwil of cognitieve tekorten, maar expressies van een zenuwstelsel dat chronisch in defensie is vergrendeld.
Implicaties voor de praktijk
Polyvagale, ontwikkelingsgerichte interventies focussen op herstel van fysiologische veiligheid door in een gestructureerde, relationeel afgestemde omgeving toegepast te worden. Effectieve strategieën omvatten:
Traumageïnformeerde onderwijsvormen, met nadruk op ritme, voorspelbaarheid en relationele veiligheid.
Co‑regulatietechnieken binnen ouder‑kindinteracties die tolerantie voor autonome veranderingen versterken.
Bij de ontwikkeling passende mindfulness- en bewegingsoefeningen ter ondersteuning van interoceptie en vagale tonus.
Praktische hulpmiddelen zoals ritmische begeleiding, een prosodische stem, relationele presentie en consistente routines stabiliseren rechtstreeks de autonome toestand en helpen de neuroceptie te herkalibreren, waardoor kinderen toegang krijgen tot hogere cognitieve en sociale vermogens.
Longitudinaal onderzoek laat zien dat een vroege gezonde vagale tonus een voorspeller is voor goede emotieregulatie en sociale competentie op latere leeftijd (Calkins & Keane, 2004; Porges et al., 1996). Het ondersteunen van de zelfregulatie van de verzorger is daarom niet alleen van cruciaal belang voor de directe ontwikkeling van het kind – het speelt ook een sleutelrol in het doorbreken van intergenerationele cycli van ontregeling.
3.5 Levensloop en zorgsystemen
De fundamentele rol van autonome regulatie strekt zich uit over de gehele levensloop en geeft vorm aan gezondheid, veerkracht en relationeel welbevinden in elke levensfase. Voortbouwend op de vroege zorgsituaties die in de vorige paragraaf zijn beschreven, biedt de polyvagaaltheorie een kader om te begrijpen hoe fysiologische regulatie ten grondslag ligt aan adaptief functioneren – van de kindertijd tot in de volwassenheid – en hoe dit wordt beïnvloed door de systemen en omgevingen waarin individuen leven.
Op de ontwikkeling afgestemde zorg
In neonatale en pediatrische zorg erkennen polyvagaal geïnformeerde protocollen dat medische stabilisatie alleen onvoldoende is; een omgeving die betrouwbare veiligheidssignalen afgeeft, is essentieel. Praktijken zoals huid-op-huidcontact, ritmisch wiegen en prosodische vocalisatie activeren het sociale-betrokkenheidssysteem en bevorderen vroege co-regulatie tussen baby’s en verzorgers. Deze strategieën stimuleren een gezonde vagale ontwikkeling en beïnvloeden de emotionele en fysiologische uitkomsten op de lange termijn.
In de vroege kindertijd en in het onderwijs ondersteunen consistente relationele signalen, voorspelbare routines en belichaamde signalen van veiligheid de rijping van vagale flexibiliteit en emotionele zelfregulatie. Een dergelijke afgestemde omgeving legt de basis voor leren, samenwerken en welzijn.
Veroudering en autonome achteruitgang
Bij het ouder worden treedt een natuurlijke afname van vagale tonus op (Byrne et al., 1996), geassocieerd met verhoogde systemische ontstekingsparameters, verminderde hartslagvariabiliteit en minder herstelcapaciteit. Deze fysiologische veranderingen kunnen de emotieregulatie verstoren, chronische ziekten verergeren en bijdragen aan cognitieve achteruitgang.
Interventies die vagale flexibiliteit behouden of versterken – beweging, ademhalingsoefeningen, akoestische stimulatie en sociale verbinding – bufferen tegen leeftijdsgebonden autonome rigiditeit. Zoals beschreven in tabel 3, ondersteunen deze benaderingen veerkracht en bevorderen zij sociale betrokkenheid, zelfs in aanwezigheid van fysieke of cognitieve uitdagingen.
In palliatieve zorg kan de aanwezigheid van afgestemde verzorgers – die veiligheid geven via stem, aanraking en presentie – VVC‑paden activeren. Zelfs wanneer verbale communicatie beperkt mogelijk is, kunnen deze belichaamde signalen waardigheid, verbinding en comfort in de laatste levensfase bevorderen.
Tabel 3. Polyvagaal geïnformeerde interventies en mechanismen
Implicaties op systeemniveau
In de zorg – of het nu gaat om ziekenhuizen, scholen of instellingen voor langdurige zorg – wordt de neuroceptie gevormd en deze omgeving beïnvloedt daarmee direct de autonome toestand. Elementen zoals verlichting, het klanklandschap, voorspelbaarheid, relationele dynamiek en institutionele ritmes dragen allemaal bij aan impliciete signalen van veiligheid of dreiging voor de mensen in de instelling. Polyvagaal geïnformeerde systemen geven bottom‑up regulatie prioriteit boven top‑down controle en erkennen dat herstel, leren en betrokkenheid niet voortkomen uit externe eisen, maar uit het herstel van fysiologische veiligheid. Wanneer instellingen bewust co-regulatie, ritme en relationele aanwezigheid bevorderen, scheppen zij omstandigheden die regulatie en veerkracht ondersteunen in alle levensfasen.
Dit perspectief op systeemniveau vormt de basis voor het begrijpen van hoe stress, tegenslagen en chronische ontregeling de gezondheid in alle leeftijden kunnen verstoren – een thema dat in de volgende sectie wordt uitgewerkt.
3.6 Stress en autonome regulatie
Voortbouwend op het systemische perspectief uit de vorige paragraaf, biedt de polyvagaaltheorie een transformerende herdefiniëring van stress – niet als louter psychologisch of omgevingsfenomeen, maar als een verstoring van autonome regulatie, geworteld in een neurofysiologische toestand. Stress moet daarom niet enkel worden begrepen als iets wat ons overkomt, maar als de manier waarop het zenuwstelsel uitdagingen waarneemt, interpreteert en verwerkt.
Vanuit evolutionair perspectief zijn stressresponsen adaptief: sympathische mobilisatie en dorsaal vagale immobilisatie zijn cruciaal voor overleving bij dreiging en gevaar. Wanneer neuroceptie echter chronisch richting gevaar is afgestemd, kan het lichaam vergrendeld raken in defensieve toestanden. Deze autonome starheid belemmert fysiologisch herstel en draagt bij aan cardiovasculaire belasting, ontstekingen, spijsverteringsstoornissen en emotionele dysregulatie.
De centrale rol van het ventrale vagale complex (VVC)
In het hart van adaptieve stressregulatie bevindt zich het VVC. Wanneer het optimaal functioneert, remt het VVC defensieve reflexen, ondersteunt het een rustige betrokkenheid en maakt het flexibele overgangen mogelijk tussen arousal en herstel. Wanneer de functie van het VVC wordt aangetast – door trauma, tegenslagen of cumulatieve stress – wordt deze flexibiliteit ondermijnd, wat leidt tot allostatische overbelasting en een verhoogde kwetsbaarheid voor zowel fysieke als psychische gezondheidsproblemen.
Interventies die regulatie herstellen
Polyvagaal-geïnformeerde interventies zijn erop gericht de fysiologische flexibiliteit te herstellen door de dominante rol van het VVC te ondersteunen en spontane omschakeling van verdediging naar veiligheid mogelijk te maken. Zoals uiteengezet in tabel 3 omvatten deze strategieën onder meer:
Ademwerk en mindfulnessoefeningen die een beroep doen op de interoceptie en de vagale ritmes vertragen.
Somatische- en trauma-geïnformeerde beweging om de coherentie tussen lichaam en autonome toestand te herstellen.
Akoestische stimulatieprotocollen (bijv. het Safe and Sound Protocol) die de vagale toon versterken via prosodische auditieve input.
Co-regulatie met anderen, waarbij relationele veiligheidssignalen neuroceptieve veranderingen vergemakkelijken.
Binnen dit kader wordt veerkracht opnieuw gedefinieerd – niet als de loutere afwezigheid van stress, maar als het vermogen om van autonome toestand te veranderen en te herstellen. Ware veerkracht weerspiegelt geen wilskracht, maar de adaptieve flexibiliteit van een goed gereguleerd zenuwstelsel dat toegang behoudt tot rust, verbinding en herstel, zelfs bij tegenslagen. Dit begrip van stress als een verstoring van homeostatische regulatie vormt de basis voor de verkenning van de manier waarop psychotherapie en traumaherstel geoptimaliseerd kunnen worden door zich te richten op toestandsregulatie – een thema dat in de volgende sectie wordt uitgewerkt.
3.7 Psychotherapie en traumaherstel
Voortbouwend op het inzicht dat stress voortkomt uit verstoringen in autonome regulatie, biedt de polyvagaaltheorie een transformerend perspectief voor psychotherapie – een benadering die de fysiologische toestand centraal stelt in het helingsproces. Traditionele benaderingen richten zich vaak op gedachten en emoties, maar polyvagaal-geïnformeerde therapie begint bij het lichaam: veel symptomen waarvoor cliënten behandeling wensen – hyperwaakzaamheid, vlakke emoties, dissociatie, indringende herinneringen – vinden hun oorsprong in hardnekkige defensieve autonome toestanden, in stand gehouden door verstoorde neuroceptie.
Bij trauma-overlevenden blijft deze defensieve neuroceptie vaak actief, zelfs in een veilige omgeving, waardoor de toegang tot het VVC wordt beperkt en relationele betrokkenheid, zelfreflecterend vermogen en emotionele integratie worden belemmerd. Binnen dit kader wordt ontregeling niet gezien als een tekortschieten in inzet of inzicht, maar als een overlevingsrespons – een fysiologische erfenis van een dreiging uit het verleden.
De centrale rol van de therapeutische relatie
Een centraal inzicht van polyvagaal-geïnformeerde therapie is dat het zenuwstelsel van de therapeut zelf een krachtig regulerend instrument wordt. Met behulp van prosodische stem, expressieve gezichtsuitdrukking en afgestemd tempo biedt de therapeut non-verbale veiligheidssignalen, die het VVC van de cliënt actief aanspreken en het zenuwstelsel uitnodigen tot rust. Veiligheid is hier niet slechts een gespreksonderwerp; het wordt belichaamd en zo ook overgedragen.
In plaats van van cliënten te verwachten dat zij zichzelf reguleren terwijl zij ontregeld zijn, geven polyvagaal-geleide interventies prioriteit aan het scheppen van regulerende omstandigheden – waarbij de autonome toestand kan omschakelen voordat cognitieve of narratieve processen worden aangesproken. Wanneer het VVC beschikbaar is, kan het zenuwstelsel uit de defensieve stand komen, waardoor er ruimte ontstaat voor verbinding, emotionele flexibiliteit en diepere traumaverwerking.
Polyvagaal-geïnformeerde therapeutische strategieën
Effectieve therapie is vanuit dit perspectief sequentieel opgebouwd: eerst komen bewustzijn van toestand en bottom-up regulatie, daarna pas cognitieve en narratieve integratie. Interventies zoals beschreven in sectie 3.3 (paragraaf Paden naar regulatie), sectie 3.6 (paragraaf Interventies die regulatie herstellen) en die zijn samengevat in tabel 3, bieden professionals instrumenten om de belangrijke overgang naar veiligheid en co-regulatie te faciliteren. Integratieve benaderingen zoals Polyvagal-Informed EMDR (Kase, 2023) combineren bijvoorbeeld bilaterale stimulatie met co-regulatiestrategieën, waarbij specifiek het VVC wordt aangesproken vóórdat geheugenverwerking plaatsvindt, om hertraumatisering te verminderen en integratie te optimaliseren.
Belangrijk is dat zelfregulatie van de therapeut geen optionele vaardigheid is, maar een fundamentele noodzaak. Een ontregelde therapeut kan onbewust de neuroceptie van dreiging bij een cliënt versterken. Daarentegen versterkt een kalme, afgestemde aanwezigheid de therapeutische omgeving, waardoor cliënten zich zowel gehoord als fysiologisch veilig kunnen voelen.
Kortom, de polyvagaaltheorie herformuleert herstel van trauma als een proces dat geworteld is in de toegang tot de fysiologische toestand. Herstel voltrekt zich niet louter door het verhaal opnieuw te vertellen, maar door de interne voorwaarden te cultiveren – via adem, lichaam en relatie – waarin werkelijke transformatie mogelijk wordt. Deze lichaamsgerichte benadering reikt verder dan alleen individuele therapie en ligt aan de basis van een nieuwe benadering van het onderwijs, van organisatiesystemen en gemeenschapsontwikkeling – thema’s die in de volgende sectie worden verkend.
3.8 Translationele implicaties: onderwijs, organisaties en gemeenschappen
De polyvagaaltheorie reikt ver voorbij de professionele zorg en biedt een verbindend kader voor het scheppen van een omgeving die fysiologische regulatie, relationele betrokkenheid en co-regulatie ondersteunt, op alle niveaus van de samenleving. Of het nu gaat om scholen, werkplekken, buurten of maatschappelijke instellingen: neuroceptie – de impliciete detectie van veiligheid of gevaar door het zenuwstelsel – beïnvloedt diepgaand hoe mensen zich gedragen, zich tot elkaar verhouden en leren.
De kracht van context: veiligheid en dreiging
Wanneer de omgeving consequent veiligheid uitstraalt, kunnen mensen toegang krijgen tot ventraal-vagale toestanden die vertrouwen, samenwerking, nieuwsgierigheid en leervermogen ondersteunen. Daarentegen bevordert een omgeving die gevaar uitstraalt – door onvoorspelbaarheid, uitsluiting, harde taal of zintuiglijke overprikkeling – defensieve autonome toestanden. Deze veranderingen van toestand worden vaak verkeerd geïnterpreteerd als onaangepast gedrag, desinteresse of een gebrek aan motivatie, terwijl het in werkelijkheid gaat om adaptieve fysiologische responsen op de context.
Onderwijs: leren vraagt om veiligheid
Leren is in wezen toestandsafhankelijk. Cognitieve, emotionele en sociale ontwikkeling zijn alleen mogelijk wanneer het zenuwstelsel gereguleerd is. Chronische stress of vroege ingrijpende gebeurtenissen kunnen de neuroceptie een bias richting dreiging geven, waardoor aandacht, zelfregulatie en het vermogen tot verbinden ondermijnd raken. Polyvagaal-geïnformeerde onderwijsvormen leggen daarom de nadruk op voorspelbaarheid, ritme en relationele afstemming, waaronder:
Voorspelbare routines en relationeel verankerde overgangen.
Prosodische, gereguleerde stemtoon van docenten.
Mogelijkheden voor beweging en ritme om toestandveranderingen te vergemakkelijken.
Micro-regulatiepraktijken (bijv. ademwerk, mindfulness, co-regulatiepauzes).
In zo'n omgeving functioneert het zenuwstelsel van de leraar als co-regulerend anker. Wanneer docenten kalmte en aanwezigheid belichamen, ervaren leerlingen impliciete fysiologische veiligheid via relationele afstemming.
Organisaties: zenuwstelsels aan het werk
Werkplekken richten zich doorgaans op prestaties en productiviteit, terwijl de autonome toestanden die samenwerking en innovatie ondersteunen of juist belemmeren vaak over het hoofd worden gezien. Een omgeving die wordt gekenmerkt door hiërarchische dreiging, onvoorspelbaarheid of uitsluiting kan chronisch een defensieve toestand activeren, waardoor creativiteit en veerkracht afnemen. Polyvagaal-geïnformeerde werkwijzen omvatten onder meer:
Het bevorderen van psychologische veiligheid door middel van congruente communicatie.
Leiderschapstraining gebaseerd op kennis van het zenuwstelsel.
Gestructureerde ritmes die reflectie en regulatie ondersteunen.
Feedback en conflictoplossing geworteld in afstemming en empathie.
Dergelijke benaderingen bevorderen collectieve regulatie en duurzame creativiteit, waardoor zowel individuen als teams tot bloei kunnen komen.
Gemeenschappen: ontwerpen voor collectieve veiligheid
Op gemeenschapsniveau verstoren structurele problemen – waaronder racisme, armoede en geweld – de neuroceptie op de schaal van hele populaties, waardoor individuen en groepen gevangen raken in chronische defensieve toestanden. Polyvagaal-geïnformeerde gemeenschapsinterventies leggen de nadruk op bottom-up veiligheid via ritme, ritueel en relationeel herstel, zoals:
Herstelcirkels en verhalen met elkaar delen.
Belichaamde groepsrituelen die co-regulatie bevorderen.
Een trauma-geïnformeerd ontwerp van de publieke ruimte (bijv. met voorspelbare patronen in geluid, licht en inrichting).
Leiderschapsontwikkeling gericht op aanwezigheid, regulatie en relationele coherentie.
Deze interventies verschuiven het paradigma van heling: niet langer ligt de focus op individuele disfunctie, maar op het ondersteunen van een collectieve verandering van autonome toestand.
De polyvagaaltheorie herformuleert de kernvraag voor het ontwerp van onze leefomgeving: geeft deze omgeving signalen van veiligheid die uitnodigen tot betrokkenheid, verbinding en regulatie – of draagt zij juist signalen van gevaar uit?
Geworteld in de polyvagaaltheorie biedt deze leidende vraag een kompas voor het ontwerpen van systemen en gemeenschappen waarin zowel zenuwstelsels als relaties werkelijk tot bloei kunnen komen.
3.9 Samenvatting en toekomstperspectief
De polyvagaaltheorie biedt een biologisch onderbouwd, integratief kader om menselijk gedrag, gezondheid en het vermogen tot relatie/verbinden te begrijpen. Door symptomen en reacties te verankeren in autonome toestanden, herkadert de theorie pathologie niet als disfunctie, maar als adaptieve strategie – een weerspiegeling van hoe het zenuwstelsel signalen van veiligheid of dreiging detecteert en daarop reageert. In traumaherstel, gezondheidszorg, onderwijs, psychotherapie, organisatiekunde en in het publieke domein komt een consistent principe naar voren: autonome veiligheid is de voorwaarde voor regulatie, veerkracht en verbinding.
Belangrijke bijdragen van een polyvagale benadering:
Herkadert symptomen als toestandsafhankelijke autonome reacties.
Benadrukt co-regulatie als biologische noodzaak.
Introduceert meetbare fysiologische indicatoren (zoals RSA, vagale efficiëntie, gewogen coherentie).
Geeft richting aan bottom-up interventies die geworteld zijn in het bewustzijn van de autonome toestand en fysiologische verandering van die toestand.
Biedt een neurofysiologisch perspectief om leefomgevingen, organisaties en instituties te verbeteren.
Terwijl de polyvagaaltheorie zich verder ontwikkelt tot een translationeel paradigma, openen zich nieuwe mogelijkheden in uiteenlopende disciplines. Hoewel het theoretisch model en de klinische toepassingen goed onderbouwd zijn, zal voortgaand empirisch onderzoek – met name in verschillende populaties en contexten – de reikwijdte en impact verder verfijnen.
Opkomende terreinen zijn onder meer:
Schaalbare interventies in gezondheidszorg, onderwijs en gemeenschapsontwikkeling.
Draagbare technologieën voor real-time monitoring van autonome toestand en vagale activering.
Onderzoek naar het ouderschap van vroeggeborenen, inclusief regulatie op de neonatale intensive care (NICU) en herstel van hechting.
Cultuuroverstijgende toepassingen waarin voorouderlijke wijsheid en belichaamde praktijken worden geïntegreerd.
Beleid en omgevingsontwerp waarin ritme, voorspelbaarheid en inclusiviteit centraal staan.
Deze toekomst is niet alleen wetenschappelijk, maar ook ethisch. Terwijl de polyvagaaltheorie zich ontwikkelt van abstract model tot toepasbaar kader, daagt zij instituties en gemeenschappen uit om fysiologische veiligheid en co-regulatie voorop te stellen. Wanneer deze principes in onze systemen worden ingebed, worden zij de drijfveren van transformatie en herstel.
Regulatie gaat vooraf aan leren. Veiligheid maakt creativiteit mogelijk. Heling begint niet met cognitie – maar met verbinding.
Deze samenvatting en toekomstvisie vormen de opstap naar methodologische innovaties in de autonome wetenschap, die in de volgende sectie worden verkend.
Einde van het tweede deel van drie.
Deel 1 vind je hier. Deel 3 verschijnt medio oktober.
Dit betekent dat iedereen mijn vertaling mag overnemen, alleen voor niet-commerciële doeleinden, met vermelding van de auteurs- en vertalersnaam. Ziehier voor de volledige rechten en plichten.